Sinds
enkele jaren is er hernieuwde belangstelling voor het werk van een van de
belangrijkste Engelse songwriters Roy Harper. In 2011 vierden o.a. Jimmy Page
en Joanna Newsom zijn zeventigste verjaardag in de Londense Royal Festival Hall.
Newsom verklaart Harpers album Stormcock
uit 1971 van grote invloed op haar eigen werk. In het verleden werkte Harper
o.a. samen met Kate Bush en Pink Floyd. Led Zeppelin bracht een hommage aan de
man met Hats Off To Harper.
In
1966 debuteert Roy Harper met Sophisticated
Beggar. Naast akoestische gitaar wordt zijn werk door orkestrale
arrangementen gedragen en vergezeld van indringende vocalen. De afgelopen vijf
decennia was in Nederland binnen beperkte kring aandacht voor zijn werk. Midden
jaren zeventig scoorde hij een kleine hit met One Of Those DaysIn England.
Vanaf eind jaren negentig brengt Harper zijn albums uit op zijn eigen label
Science Friction. Het vrijwel geheel akoestische The Green Man uit 2000 is zijn laatste belangrijke wapenfeit. Met Man & Myth kiest Harper onderdak op
Bella Union.
De
afgelopen jaren dacht Harper langzamerhand met pensioen te gaan. De hernieuwde
waardering voor zijn werk deed hem anders besluiten en leverde tevens nieuwe
inspiratie op. Na dertien jaar doorbreekt Harper nu de stilte met zijn nieuwe
album Man & Myth. Hij brengt
hierop een reeks persoonlijk getinte songs en een enkel langer mythisch stuk.
Naast een aantal stevig rockende songs is het merendeel van het materiaal
gebaseerd op akoestische gitaar en bijzonder fraaie strijkersarrangementen. Zijn
goed geconserveerde stem roept de melancholie op van regendruppels die langzaam
sporen over het vensterraam trekken.
Het
album opent met The Enemy waarin
Harper het onbehagen bezingt binnen de almaar verder globaliserende wereld.
Vervolgens wordt gas teruggenomen met het mijmerende Time Is Temporary. Het subtiele blazers- en strijkersarrangement nemen
de luisteraar mee naar de gedachtegang dat we elkaar vaak vluchtig treffen maar
zelden werkelijk ontmoeten. Met het beeldschone JanuaryMan bezingt
Harper het verstrijken van de tijd. Soms zou je zo graag de klok terug willen
draaien.
Met
Cloud Cuckooland tapt Harper uit een
geheel ander vaatje. Deze aan Dylan (Traveling Wilburys) herinnerende rocker laat
naast een gastoptreden van Pete Townshend een vette saxofoon horen. Harper weet
met Heaven Is Here en het naadloos
hieraan geklonken The Exile een
fraaie spanningsboog van ruim drieëntwintig minuten neer te zetten.
Eerstgenoemde stuk baseert zich op de Griekse mythe van Jason en de Argonauten.
De stem van Harper waaiert binnen dit lyrische stuk uit zonder, zoals in het
verleden wel eens het geval was, uit de bocht te vliegen. Speciale vermelding
verdient de fretloze bas van Tony Franklin die ook op afsluiter The Exile te horen is. Binnen dit weemoedige
stuk overpeinst Harper de vervreemding die blijkbaar bij ouder worden hoort.
Na
een interval van dertien jaar presenteert Roy Harper op drieënzeventig jarige
leeftijd met Man & Myth een indrukwekkend
portret van de strijd tegen het klimmen der jaren. Tegelijkertijd wordt op dit
fraaie album het leven in al zijn schoonheid groots gevierd.
Tijdens
een concert van Gregory Alan Isakov maakte ik een jaar geleden kennis met de
talenten van Bonnie Paine. In de toegift verraste zij met een fraaie a capella-uitvoering van de Richie Havens song High
Flyin’. Haar ingetogen verschijning imponeerde meteen. Haar stem herinnerde
met zijn warme heesheid en vibrato aan die van Natalie Merchant. Nader
onderzoek leerde mij dat zij deel uitmaakt van folk kwintet Elephant Revival.
Niet veel later werd het zeer geslaagde minialbum It’s Alive in mijn schoot geworpen.
Elephant
Revival bestaat naast Bonnie Paine (wasbord, djembé, zingende zaag en stompbox)
uit Sage Cook (banjo, gitaar, mandoline, banjo, bas en viool), Bridget Law
(viool), Daniel Rodriguez (gitaar, banjo, bas), en Dango Rose (contrabas,
mandoline en banjo). Vrijwel alle leden schrijven songs en leveren tevens vocalen
aan. Dit uit Oklahoma afkomstige vijftal resideert sinds enkele jaren in Nederland
(Colorado) en combineert muziek uit vele windstreken. Zo zijn er naast country
en folk ook elementen uit de zigeunermuziek te beluisteren. Arabeske melodieën versmelten
niet zelden met Keltische klaagliederen. In het verleden deelde Elephant
Revival het podium met o.a. The Carolina Chocolate Drops. Hun werk laat de
speelse inventiviteit horen van bijvoorbeeld de Bowerbirds, gecombineerd met de
kleurrijke diversiteit van Rising Appalachia.
Het nieuwe album These Changing Skies
werd geproduceerd door Ryan Hadlock (o.a. Brandi Carlile en The Lumineers) en is
opgenomen in de rustiek gelegen Bear Creek Studios. Deze tot studio omgebouwde schuur
blijkt over een prima akoestiek te beschikken. Het album verhaalt over het dagelijkse
leven binnen een constant veranderende wereld en hoe dit een beroep doet op ons
aanpassingsvermogen.
De
songs op These Changing Skies zijn fraai
afgerond en variëren van een tikkeltje bedeesd naar vrolijk en uitgelaten. In
vergelijking met voorganger It’s Alive
heeft men vooral van de vocalen nog meer werk gemaakt en is ook de ritmesectie
verder aangescherpt. Dat de stem van Paine het nodige vermag wordt meteen in
het geweldige Remembering A Beginning
duidelijk. Het duurde even voordat ik de gaten had dat er in de opening geen
sprake is van een blaasinstrument. Deze geluiden mogen toch echt geheel aan de
prachtige stem van Bonnie Paine toegeschreven worden.
Gedurende
het gehele album wordt duidelijk dat dit album een gezamenlijk project van
de aanwezige talenten is. Men vindt elkaar telkens feilloos waarbij
instrumenten en stemmen fraai bij elkaar kleuren binnen een organisch klinkend
geheel. Zo neemt zanger Daniel Rodriguez op één van de hoogtepunten Spinning het initiatief waarbij de rest
van de band langzamerhand naar een climax toewerkt. Strijkers, mandoline en
koortjes reiken gedreven naar grote hoogte. Een zingende zaag en de stem van
Bonnie Paine brengen vervolgens kalmte met het nog lang na echoënde Satisfied.
Speciale
vermelding verdienen instrumentals The
Rakers en The Pasturedie daadwerkelijk iets toevoegen en
het album geen moment vertragen. Elephant Revival werkt op TheseChanging Skies
langzaamaan naar een afsluiting met twee sterk ritmische stukken. Rodriguez brengt met
Grace Of A Woman een hommage aan de vrouw
waarbij de stompbox van Bonnie Paine en ritmisch handgeklap de rest doen. Het
allermooiste bewaart men echter tot het einde. Antieke lederen handschoenen voorzien
van nikkelen punten tikken en wrijven hier binnen de aanstekelijke gospel Rogue River over het wasbord. Alle
voorhanden zijnde percussie wordt uit de kast gehaald waarbij JT Nero en
Allison Russell (Po'Girl, Birds Of Chicago) het koortje assisteren.
Met veel zin
voor avontuur en oog voor detail verenigt Elephant Revival het niet geringe talent
op These Changing Skies. De band is terecht
trots op het bereikte resultaat. Elephant Revival laat zich met dit verfijnde
kleine meesterwerk kennen als één van de meest belangwekkende Noord- Amerikaanse
bands.
In 1969 leerde zangeres Linda Peters de inmiddels legendarische Richard Thompson kennen met wie zij vanaf 1972 ook opnames maakte. In de navolgende jaren brachten ze samen een aantal bijzonder hoogstaande folk albums uit totdat beiden in 1982 uit elkaar gingen.
Voorafgaand aan het in 2002 uitgebrachte comeback album Fashionably Late kampte Thompson met ernstige
heesheid waardoor haar solocarrière ruim elf jaar stil lag. Met Fashionably Late bracht Thompson één van de allermooiste en complete folk albums van de jaren nul uit. Haar stem bleek ondanks alle voorgaande problemen wonderwel geconserveerd. Vijf jaar later herhaalde zij dit kunststukje met Versatile Heart.
Nu alweer zes jaar later verschijnt binnenkort haar nieuwste album Won't Be Long Now. Het album is
in het Verenigd Koninkrijk en Amerika opgenomen en wordt via het prestigieuze Topic Records uitgebracht. Ook dit album kent een rijk
scala aan gastoptredens waaronder een duet met haar ex Richard Thompson. Verder
zijn er bijdragen van haar kinderen Teddy en Kami Thompson. Britse artiesten als
John Kirkpatrick, Dave Swarbrick, Martin Carthy, Eliza Carthy geven acte de
presence evenals de Amerikaanse violist en mandolinespeler David Mansfield en singer/songwriter
Sam Amidon.
Middenin
de renaissance van de Engelse folk debuteerde Lucy Ward ruim twee jaar geleden
met het zeer overtuigende Adelphi
Has To Fly. Zij bracht op dat album zowel traditionele als door haar zelf
bewerkte Engelse folksongs vergezeld van eigen geschreven werk. Het geheel was
duidelijk geworteld in een lange traditie van verhalende songs. Haar stem sprak
mij meteen aan. Het charmante noord Engelse accent liet zowel allure als assertiviteit
horen. Verder viel meteen de naturelle productie van Stu Hanna (Megson) op.
Nergens was er sprake van overdreven effectbejag.
Voor nogal wat artiesten is het maken van een tweede album een
bezoeking. Ook Ward kreeg hiermee te maken bij het samenstellen van haar
nieuwste album Single Flame. Lange
tijd was zij besluiteloos nu haar debuut Adelphi
Has To Fly zo goed was ontvangen. Ze was bevreesd dat de nieuwe liedjes te
ver van dat succesvolle album verwijderd zouden zijn. Uiteindelijk besloot ze
zich simpelweg door haar eigen creativiteit mee te laten voeren. Zij koos
ervoor om het gehele album met complexe arrangementen aan te kleden waarbij zij
een poging deed om de teksten een centrale plek te blijven geven. De Engelse
pers beoordeelt het nieuwe album onverdeeld positief. De algemene teneur is dat
Ward met dit album een flinke stap vooruit heeft gezet.
De afgelopen weken heb ik verwoede pogingen gedaan om Single Flame tot mij door te laten
dringen. De eerste luisterbeurten stranden echter halverwege daar ik
de productie van Stu Hanna als te overdadig ervaar en deze het zicht op het geheel net iets teveel vertroebelt.
Lucy Ward getuigt in haar teksten op Single Flame van de nodige maatschappelijke betrokkenheid. Zo
verhaalt opener I Cannot Say I Will Not
Speak van de teloorgang van de idealen van de jaren zestig generatie. In For The Dead Men probeert zij de
stilzwijgende meerderheid te stimuleren om in actie te komen. Dit gaat echter
nogal eens gepaard met opdringerig tromgeroffel waarin de stem van Ward wat mij betreft teveel verloren gaat. Even verderop wordt haar stem binnen I Cannot Say IWill Not Speak met effecten bijgestuurd. Het breed opgezette The
Last Pirouette doet wat mij betreft enigszins gekunsteld aan. Indachtig het thema bezongen in Icarus worden er pogingen gedaan om tot ijle hoogtes te stijgen
waarbij het B3 orgel van Hanna dienstig zou kunnen zijn. Ook hier overschaduwd de productie het geheel wat mij betreft teveel.
Vanaf traditional Lord I
Don’t Want To Die haak ik met genoegen weer aan. In gemodereerde vorm
zou deze vreemde in eend in de bijt niet op Adelphi Has To Fly hebben misstaan. En dan voltrekt zich een klein
wonder. Met eenvoudige toetsen, strijkers en een stem recht uit het hart wordt Ink gebracht. Dit raakt op alle plekken die de beste zangeressen in
mijn collectie raken. Afsluiter Shellback doet het nog eens dunnetjes
over. Gitaar, een paar door toetsen aangebrachte accenten vergezeld van Wards
stem vertellen een verhaal dat dwars door de generaties heen gehoord en
nagevoeld kan worden. Precies dat was de opzet van Ward: zingen over zaken waarmee
je een emotionele band aan kan gaan en die echt betekenis voor anderen hebben.
Hans Jansen.
Website,
http://www.lucywardsings.com/ Releasedatum 19 augustus 2013, Navigator
Records
Onlangs plaatste Hans hier mijn ode aan een van de groten
uit de Britse folk, Martin Simpson. Daaruit bleek al dat hij een veelzijdige en
kwalitatief hoogstaandestandaard
hanteert. Vorige maand verscheen zijn nieuwe studio album Vagrant Stanzas. Vol
hoge verwachtingen stopte ik mijn, persoonlijk door Martin gesigneerde,
exemplaar in de cd speler. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen;
Vagrant Stanzas valt niet tegen, voldoet op de meeste fronten aan de verwachtingen
en is en uitstekend opvolger van klasse albums als Prodigal Son, True Stories
en Purpose + Grace. Het nieuwe album is niet met een vaste band opgenomen en is
ook niet, zoals zijn voorganger Purpose +Grace met gastmuzikanten ingeblikt. Op dit nieuwe
kleinood doet Martin het geheel solo en heeft er bovendien een dubbel album van
weten te maken. Geproduceerd samen met collega singer songwriter en producer
Richard Hawley weet Simpson met maar liefst 22 songs op de proppen te komen die
spontaan, live en meestal in één take op de band geslingerd zijn. Er zijn slechts
enkele overdubs toegepast.
Vagrant Stanzas vond ik een nogal opzienbarende titel ( het
betekent zoveel als zwervende tekstdelen/strofes) en komt vanuit een zoektocht
van Simpson naar banjo materiaal. Hij stuitte daarbij op één van zijn helden op
dit instrument Buell Kazee, die eind jaren twintig zijn eerste opnamen maakte. Kazee
verhaalt in een YouTube fimpje over zijn songwriting en technieken. In dat
filmpje noemt hij zijn zwevende verzen vagrant stanzas. In het bijgeleverde
boekje verhaalt Simpson uitgebreid over de keuze en invulling van de
verschillende songs. Een mooi extraatje in een tijd waarin vele
muziekliefhebbers zich d.m.v streamen of downloaden tot hun favoriete muziek
wendden.
Geopend word er met een oude Amerikaanse song; Diamond Joe waarin banjo en Martin’s warme,
donkere stem direct een feest van herkenning zijn. Jackie And Murphy is een
door Simpson geschreven song op aanvraag van June Tabor over de Engelse soldaat
John “Jack” Simpson Kirkpatrick die in Turkije in de eerste wereldoorlog samen
met een ezel vele gewonde soldaten uit het Australische en Nieuw-Zeelandse
leger van de frontlinie naar het strand wist over te brengen en daarmee hun
leven wist te redden. Het vervolg is Shepherd’s Rejoice een oude Engelse
christmas carol die door Simpson echter intstrumentaal voorgedragen word.
Daaropvolgend is er één van de hoogtepunten van het album aan bod; de cover
Come Down Jehovah van een andere held van mij uit de Britse folk; Chris Wood.
Dit nummer over geloof en ongeloof werd door Wood op zijn Trespasser album uit 2009
opgenomen maar hij stond het ook graag af aan Simpson en doet niet onder voor
het origineel. Na het instrumentaaltje Molly As She Swings is er het
indrukwekkende Palaces Of Gold over een ramp in hetplaatsje Aberfan in Zuid Wales, waar op 21
oktober 1966 in de vroege ochtend door zeer sterke regenval een afvalberg van
de mijnen instortte en o.a een school bedolf. 144 mensen stierven waaronder 116
schoolkinderen. De song is geschreven door Leon Rosselson en o.a opgenomen door
Simpson’s schoonvader Roy Bailey. Een indrukwekkende song die door Simpson met
zeer veel compassie gebracht wordt.
Via het instrumentale Blue Eyed Boston Boy, waarvoor de
inspiratie op de militaire begraafplaats van Annapolis lag, gaat het album door
met Delta Dreams, waarvoor Simpson terug gaat naar de jaren negentig toen hij
in New Orleans woonde en samen met Spencer Bohren een trip door de Mississippi
delta maakte. Waly Waly kent de folk liefhebber van June Tabor’s Airs And
Graces en mag een poetisch folknummer genoemd worden en heeft een link naar
verschillende childs ballads. Verrassend is vervolgens de Bob Dylan cover North
Country Blues over de ijzer mijnen in Minnesota. Dylan schreef dit nummer toen
hij 22 jaar oud was in 1963 en was hierbij geïnspireerd door Woody Guthrie. Na
Lorena, wederom een instrumentale track waarvan de basis ligt bij een Edgar
Allen Poe gedicht, gaan we via Lady Gay tevens aan een child ballad gelinkt
nummer( The Wife Of Usher’s Well – Child ballad 79 ) naar een Leonard Cohen
cover te weten The Stranger Song. Simpson weet hier perfect de feel van Cohen
weer te geven. Disc 1 sluit af
met een Copper Family song Come Write Me Down.
Disc 2 opent met de Child ballad Fair Annie die Simpson al
eens opnam voor zijn Bramble Briar album uit 2001. Dit is echter een
uitgebreidere versie. Kaga Re leerde Simpson van een Pakistaanse zanger Arieb
Azhar en is een liefdesballad die echter ook weer instrumentaal gebracht wordt.
Na North Country Blues is ook Blind Willie McTell een cover van Bob Dylan en
één van mijn favoriete Dylan songs. Simpson kan helaas niet tippen aan de
versie van Dylan. Het mist iets wat ik niet goed onder woorden kan brengen,
wellicht is het de kaalheid van deze versie en mis ik de knorrende stem van de
meester hier wel. Old Paint is een nummer wat Simpson vroeger van een l.p.
hoorde en hem de breedte van de folk muziek leerde horen. The Bell schreef
Simpson voor het BBC radio programma The Ballad of The Games over de Olympische
spelen van Berlijn in de jaren dertig. Vervolgens is er de compleet overbodige
demo van opener Diamond Joe. Afsluitend zijn er nog de Child BalladThe Death Of Queen Jane( Child 170) en de
Dick Gaughan song The Green Linnet van zijn eerste album No More Forever wat
een grote inspiratiebron van Simpson is.
Het gros van de songs heeft dus als thema die zwervende
strofes waarmee ik de recensie inleidde. Simpson heeft op dit album een
collectie songs bijeengeraapt die allen via omwegen en in basis vanuit andere songs
of werelddelen een andere bestemming of nieuwe song hebben opgeleverd. Een mooi
gegeven voor je album. Met de basis van dit album is dan ook alvast niets mis.
Met betrekking tot de invulling zijn toch wel wat kritiekpuntjes aan te geven. Het gros van de
nummers valt absoluut samen met de standaard die Simpson zijn laatste albums
meegaf. Beste voorbeelden daarvan zijn Diamond Joe, Jackie And Murphy, Come
Down Jehovah, Palaces Of Gold en Delta Dreams. Ook de covers North Country
Blues en The Stranger Song mogen er zijn. Ook met de keuzes van traditionals is
niets mis. De pijnpunten zitten hem voor mij in de naar verhouding vele
instrumentale songs die dit dubbelalbum telt. Ze leiden mij op een gegeven
moment af van de geweldige sterk verhalende songs wat mijns inziens Simpson’s
grote kracht is. Daarbinnen is hij natuurlijk een gitarist van formaat. De
instrumentale nummers hoeven dat niet meer te bewijzen. Tevens vind ik een
dubbelalbum met alleen gitaar, banjo en zang een beetje veel van het goede. Op
den duur ga ik toch wel een beetje franje missen wat bijvoorbeeld Purpose + Grace zo mooi ‘af’
maakte. Mocht Simpson gekozen hebben voor alleen de zangnummers voor dit album
en her en der toch een collega gevraagd zou hebben ter ondersteuning dan zou
dit album wederom met gemak in het rijtje Bramble Briar, Prodigal Son, Purpose
+ Grace, True Stories en Kind Letters vallen. Nu valt het net even een ietsje
minder uit door de veelheid, zelfde soort invulling en de instrumentale
nummers. Wat overblijft is natuurlijk nog altijd een album waarvan menig
mannelijk Brits folkmuzikant droomt om te maken. Die basis van kwaliteit maakt
ook nu dat, ondanks die kleine pijnpuntjes van kritiek, dit een album blijft die door de jaren heen in
basis fabelachtig blijft en zijn plek binnen mijn top 10 van 2013 echt wel gaat
vinden.