Martin Simpson:
Purpose + Grace.
Terwijl
voor één van ons (Hans) de in september 2011 verschenen cd Purpose + Grace de eerste kennismaking met het werk van Martin
Simpson was, had de ander (John) al twee dozijn platen van deze meesterlijke Engelse
gitarist in de kast staan. Dat verschil in achtergrond leidt onvermijdelijk tot
een verschil in benadering en appreciatie van het gebodene, maar heel snel
bleek dat deze meerstemmige review toch tot een opvallend eensgezinde lofzang
zou leiden. Laten we het er op houden dat de oorzaak niet ligt in het feit dat
beiden een onberispelijke smaak hebben waar het de Britse folk betreft maar
gewoon in het feit dat Simpson met deze plaat een wonderschoon meesterwerkje
heeft afgeleverd dat iedereen met oren aan zijn hoofd in opperste vervoering
weet te brengen.
Martin
Simpson kreeg enige bekendheid tegen het eind van de jaren zeventig door zijn
optredens met folk-bands als Steeleye Span en de Albion Band, maar vooral door
zijn samenwerking met June Tabor, die toen zelf aan het begin van een imposante
carrière stond. Zijn fraaie gitaarwerk oogstte veel lof, maar zijn solocarrière
kwam aanvankelijk moeilijk van de grond. In de jaren negentig kwam daar
verandering in door een serie uitstekende solo-platen, waaronder A
Closer Walk With Thee, Smoke & Mirrors en een
sublieme live-cd.
Zijn
capaciteiten als gitarist zijn onmiskenbaar, waarbij zijn vermogen om die
technische kwaliteiten volledig ten dienste van het ten uitvoer gebrachte lied
te stellen hem tot een ideale begeleider maken. Mede door zijn verhuizing naar
de Verenigde Staten in de jaren tachtig verbreedt hij zijn muzikale
gezichtsveld, een ontwikkeling die duidelijk geïllustreerd wordt door Cool
& Unusual uit 1997. Tegelijk met die muzikale verbreding
ontwikkelt hij zijn capaciteiten als liedjesschrijver steeds verder en dat
leidt in het nieuwe millennium tot een reeks bijzonder fraaie albums,
culminerend in Prodigal Son in 2007.
In
het licht van de geschetste ontwikkeling zou je Purpose + Grace als een stapje terug kunnen zien. Het album bevat
slechts twee Simpson originals en het zijn geen showcases voor zijn immer
groeiend songschrijverschap. Wat niet wil zeggen dat de songs niet de moeite
waard zijn, want Banjo Bill is ‘mountain music from Kentucky’ in optima
forma en Don’t Put Your Banjo In the Shed, Mr. Waterson, een compact
instrumentaaltje met alleen banjo, is een olijke knipoog naar de tijdens
de afronding van dit Simpson-project helaas overleden Britse folk-legende Mike
Waterson.
Voor
dit project stelde Simpson zichzelf de vraag: “Met wie werkte ik de afgelopen
jaren het allerliefste en beste samen?” en het resultaat is een rijk
geschakeerde ode aan zijn roots. Een stoet aan hedendaagse Britse folkartiesten
van naam en faam trekt aan de luisteraar voorbij. De aftrap in de vorm van de
gedreven gebrachte traditional The Sheffield Apprentice maakt de
intentie meteen duidelijk: naast de banjo van Martin horen we de fiddle van Jon
Boden, de accordeon van Andy Cutting en ook de gitaar van Richard Thompson.
Meester-accordeonist Cutting is bijna alomtegenwoordig op de plaat en plaatst
in menig lied prachtige subtiele accenten. Thompson biedt in een drietal songs
fraai tegenspel aan de andere meestergitarist en zijn opmerking in een
interview naar aanleiding van dit album dat Simpson’s gitaarspel met het jaar
nòg beter wordt mag als een compliment van jewelste gezien worden.
Na
deze opener neemt Simpson gas terug met de solo gebrachte
traditional/gitaarballade Bold General Wolfe. Beide songs vormen de
kamerbrede rode loper naar één van de absolute hoogtepunten, Brothers Under
The Bridge. Dit is Springsteens verhaal van de ervaringen van
Vietnam-veteranen in de jaren zeventig in de Amerikaanse samenleving. Simpson
deed verschillende pogingen deze zelf onder woorden te brengen, maar realiseerde
zich dat Bruce Springsteen dit reeds in deze als novelle vermomde song
vastlegde. Wie de song ook van Springsteen zelf wil horen: hij is te vinden op
de derde cd van de box-set Tracks.
Nog
meer bewijs dat Simpson al lang niet meer beschouwd mag worden als ‘nog zo’n
Britse folkie’ volgt. We zakken af naar New Orleans om verrast te worden met
cajun, zydeco en rumba in het uitbundige en aanstekelijke Little Liza Jane.
De prachtige ballades Brother Can You Spare Me A Dime en Jamie Foyers
volgen, waarbij Simpson in die laatstgenoemde song de vocalen van de markante
Dick Gaughan met graagte naast zich duldt. Het doet meteen verlangen naar nieuw
werk van deze Schotse bard, wiens jongste cd alweer vijf jaar oud is.
Ruim
anderhalve minuut schitterende slidegitaar opent de traditional In The Pines,
alsof Ry Cooder het bal opent op deze heel bijzondere vertolking van deze
klassieker. Verder eist Andy Cutting een hoofdrol op met zijn accordeonspel.
Ook Strange Affair, één van de meest memorabele songs van Richard
Thompson, vindt een plek op Purpose +
Grace en wordt gedragen door de intense vocalen van June Tabor. Beiden
brachten dit al eens op A Cut Above, een album uit 1980 waarbij June
Tabor de credits deelde met Martin Simpson. Hier heeft de tijd hoorbaar zijn
werk gedaan. Tabor’s stem klinkt doorleefd en van een fraaie laag patina
voorzien op haar koperen stem, waardoor deze uitvoering op gelijke hoogte mag
vertoeven als het origineel.
Naast
de grande dame van de Britse folk schittert ook een nieuwe naam in de Britse
folk, die van Fay Hield, op het album. Zij laat in het bijzonder sfeervolle Bad
Girl’s Lament horen dat zij niet voor niets de eerste artiest in tien jaren
was die voor het Topic label een contract binnen mocht slepen. Wat een
voortreffelijk gebrachte jammerklacht! Afsluiter
Lakes Of Ponchertrain brengt ons nogmaals diep in het zuiden van
Noord-Amerika. Will Pound bespeelt zijn harmonica alsof de duvel en zijn oude
moer hem op de hielen zitten en B.J. Cole zorgt met zijn pedal steel, zoals op meerdere
nummers van dit album, voor een fraaie extra laag.
We
hebben de laatste tijd enkele prachtige Britse folk-projecten mogen
beluisteren, zoals The Darwin Song
Project van 2010 en The Cecil Sharpe
Project van dit jaar. In zekere zin mag je Purpose + Grace ook als een dergelijk project zien en minder als
een regulier Martin Simpson-album. Een ideale samenvatting van Simpson’s niet
geringe kunnen, dat tegelijkertijd de balans van de afgelopen 35 jaar op lijkt
te maken. Een echte topplaat die werkelijk alles heeft: afwisselend, vrolijk,
ontroerend, uitbundig, feestelijk, ingetogen. Kippenvel dus. En dan maakt het
niet uit of je met deze plaat Simpson leert kennen of dat het een nieuwe parel
in je (bijna) complete Simpson-collectie is.
John
Smits en Hans Jansen.
Website,
http://www.martinsimpson.com/
Releasedatum,
5 september 2011, Topic Records.