"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

woensdag 27 oktober 2010

Annemarieke Coenders & Wim Sebo, Go.


Annemarieke Coenders & Wim Sebo, Go.

Vijftien jaar lang vormt de Groningse singer-songwriter Annemarieke Coenders samen met Linde Nijland het folkduo Ygdrassil. Na vijf albums slaat men eigen wegen in. Linde Nijland covert o.a. het werk van Sandy Denny en weet hiermee in binnen- en buitenland de nodige aandacht te trekken.
Annemarieke Coenders en Wim Sebo brachten enkele weken geleden het voorbeeldige album Go uit. Sebo draagt drums en subtiele soundscapes aan op een album gevuld met zelfgeschreven luistermuziek waarin het liedje en de zang centraal staan. Coenders zoekt hierbij nadrukkelijk het avontuur op. Uiteraard is ook zij opgegroeid met het werk van b.v. Neil Young en Joni Mitchell, maar “ach dat zijn zo van die open deuren” aldus Annemarieke. Momenteel legt zij liever de link naar het werk van b.v. Robert Wyatt en haar grote voorbeeld Nina Nastasia.

Herhaalde beluistering van het album laat tevens een link met de vooruitstrevende Britse folk-rock uit het begin van de jaren zeventig horen. De alomtegenwoordige onderstroom in vrijwel alle songs op het album valt meteen op. Deze prettig dwingende onderstroom pakt bij de lurven, zuigt de luisteraar naar binnen en laat niet meer los.
No Friend Of Mine opent het album met donkere gitaarakkoorden zoals deze ook bij Nastasia vaker te horen zijn en prachtig passend bij Coenders' eveneens donkere en meteen aansprekende stem. Coenders bouwt het album geraffineerd op, speelt een spel met licht en donker, zowel tekstueel als muzikaal. Zij introduceert trombone, viool en elektrische gitaar (Sido Martens) en werkt langzamerhand naar het eerste hoogtepunt van het album toe, I'm A Whale. Onwillekeurig roept de viool herinneringen op aan John Cale's werk voor Velvet Underground. Ook Coenders vocalen mogen inmiddels volop gloriëren.

Op het donkere en intieme Keyhole wordt meteen weer gas teruggenomen om vervolgens op Black Ink weer relatief losjes uit de hoek te komen. Costa is een prachtige etherische cover van Wyatt's origineel. Op twee derde van het album brengt Coenders het melancholieke en betoverende I Want To Go. De prominente trombone lijkt het schitterende arrangement af en aan te laten rollen.

Stille woede lijkt de akoestische ballade Sandman te voeden: I hope you will be fine there and I hope you're lonely too. Afsluiter November Remains laat vervolgens alsnog hernieuwde hoop horen. You said you would be home, home when the seasons change, when the summer leaves us, and cold November remains. Met deze boodschap sluit dit persoonlijke, ingetogen en poëtische album vol intrigerende songs af.
Annemarieke Coenders en Wim Sebo leveren met Go een album af dat, voor fijnproevers, zowel nationaal als internationaal tot het allerbeste behoort.

 
Hans Jansen.

Releasedatum, 5 oktober 2010, CRS

woensdag 29 september 2010

John Alexander, Rain For Sale.


John Alexander, Rain For Sale.

John Alexander, singer-songwriter en wereldburger, is afkomstig uit Glasgow Schotland. Hij woonde jarenlang in Nieuw Zeeland en reisde intensief door Amerika. John deelde het podium met o.a. Darrell Scott en debuteerde met Waiting For Now opgevolgd door de e.p  24/7. Met Rain For Sale toont Alexander zijn kunnen in optima forma, akoestische folk-blues in de traditie van Muddy Waters, Bob Dylan, Kelly Joe Phelps en John Martyn.

Intensieve beluistering van het album laat een welhaast ideale kruising tussen Phelps en Martyn horen, kristalhelder (slide) gitaarspel vergezeld van een doorleefde stem. “His (Martyn) style of playing and songwriting has had a great influence on my own style, I admired his ability to transmit raw emotion in song”

John klopt meteen krachtig op de voordeur met Making Waves een meeslepende slide gitaarblues. De eerste seconden “muted guitar” zouden zomaar een hommage aan fellow Glaswegian Martyn kunnen zijn. Vervolgens introduceert Alexander op Skin de banjo, laat op Silver & Blue een streepje hoopvol licht aan de donkere hemel zien op een album vol “dust bowl blues”. Going Gone is een blaartrekkende ingetogen folk ballade die zich meteen in het hoofd vastzet, Bridge Of Kings klinkt daarna  als een Schotse traditional van eigen makelij. Op Rakaia gaat John in gedachten terug naar het Zuidereiland, I want you to keep Rakaia flows as it carves through the Southern Skies.

Het onweerstaanbare bitterzoete walsje Sway, één van de hoogte punten van dit album, laat een mismoedige man horen. Nee uiteindelijk zal zij niet voor hem kiezen, she won't sway. Saints & Sinners beschrijft het eeuwige gevecht tussen goed en kwaad, dit gevecht vindt zoals altijd plaats onder één en dezelfde hemel aldus Alexander. Op Rain For Sale is de hemel vaker donker, het waait, het stormt en striemt zonder ook maar ergens somber te worden. Moe gestreden legt John aan het einde van het album zijn arme hoofd neer op Early Rise.

Rain For Sale is een solo album in elk opzicht, Alexander bespeelt alle instrumenten. Hij nam het album op in een kerkje aan de  oevers van Loch Torridon.

Liefhebbers van emotionele akoestische folk-blues hebben er met het onweerstaanbare Rain For Sale weer een pareltje bij.

Koop dit album bij voorkeur via John's website, dit is een artiest die het verdiend om gesteund en gekoesterd te worden.

Hans Jansen.

Website http://johnalexander.squarespace.com/
Releasedatum, 18 oktober 2010, Hot Lemon.

donderdag 23 september 2010

Amelia Curran, Hunter Hunter.


Amelia Curran, Hunter Hunter.

Amelia Curran behoeft op deze pagina’s vrijwel geen nadere introductie. De geachte lezers zijn allen al ruimschoots doordrongen van haar meer dan bijzondere kwaliteiten. Deze tuin herkent en waardeert terecht haar meest delicate bloem feilloos. Voorganger War Brides, het album dat al in 2006 door Amelia werd vastgelegd en pas uiteindelijk dit jaar tot ons door kon dringen, was een onweerstaanbaar en charmant diepgravend kleinood. Met Hunter Hunter bevestigt Amelia haar positie als één van dé talenten welke het eerste decennium van dit nieuwe millennium heeft voorgebracht.

Met haar licht ruwe hese stem leidt zij ons opnieuw door de caleidoscoop die wij ook wel “het leven“ noemen. “Expressing the inexpressible, a means of describing the indescribable” zoals Curran dit zelf onder woorden brengt.

Ook op Hunter Hunter heeft Amelia het weer wonderlijk organisch en “klein” weten te houden, een album bescheiden van opzet maar oh zo effectief allemaal! Een keuze tegen de stroom van haast en  hectiek in. Luisteren naar Curran is zo vertrouwd als thuiskomen, ze lijkt welhaast naast je te staan met haar stem zo prachtig voorin de mix geplaatst. Een ware haven in deze Mad World. Amelia beschrijft haar thematiek en personages met compassie en begrip, zij wordt soms expliciet  maar omhult ook waar zij het verkiest in haar prachtige teksten.

Is opener Bye Bye Montreal een hommage aan één van haar grote voorbeelden Leonard Cohen of toch niet? Dat is haar spel, meerdere interpretaties zijn mogelijk en laat duidelijk zijn: deze dame is on top of her game. Het is onmogelijk om een opsomming van hoogtepunten te maken, dit album is foutloos van begin tot eind. Toch zijn er altijd songs die net even iets langer blijven hangen, Mad World, Outlive Me  is bijvoorbeeld een heerlijke ballade met prachtig stille blazers. “Outlive me I love you to much” zingt Amelia en het is zo herkenbaar. Ik hoop dat ik eerder ga dan jij want het verdriet om jou zou ik niet kunnen dragen. Het zal maar voor jou bedoeld zijn. En juweeltjes van zinnen “You and I are carpenters we build the bridge that we deserve” tegen de achtergrond dat “The cloud is gone and took the silver lining” in Ah, Me.

En dan is er nog The Mistress, het lijkt zo vanzelfsprekend dat het lied er nu is. Alsof het altijd al heeft bestaan maar nu het stof eraf geblazen is flonkerend voor ons ligt. Een song uit één stuk; een van inlevingsvermogen getuigende lap tekst vind haar basis op een sterke en eenvoudige melodie. Amelia leeft zich overtuigend in op de  positie van de minnares, het drama van wachten op de uiteindelijke verlossing uit die ondankbare en onmogelijke positie die nooit  komt. En dan is er ook nog de zeldzaam mooie terugblik Tiny Glass Houses, het aan Tom Waits refererende The Dozens en...... Ga zelf luisteren naar Hunter Hunter en ontdek dat Amelia weer een uniek album heeft gemaakt op basis van haar unieke talent.

Hoor het diep emotionele van Neil Young, hoor het Europese/cabareteske van Tom Waits en hoor het kalme melodieuze van  Leonard Cohen om maar een aantal belangrijke invloeden te noemen. Hoor vooral Amelia Curran en bedenk dat Hunter Hunter in je collectie thuis hoort, zonder dit album is dit rijke muzikale jaar niet compleet.

 
Hans Jansen.

Website, http://ameliacurran.com/
Releasedatum, 6 september 2010 Six Shooter Records

woensdag 8 september 2010

Piers Faccini, Two Grains Of Sand




Piers Faccini, Two Grains Of Sand

Piers Faccini, kunstschilder, maakte soundtracks bij (BBC) tv programma's, zoon van Italiaanse vader en Britse moeder, woont in het zuiden van Frankrijk. Piers debuteert onder zijn eigen naam in 2004 met het album Leave No Trace waarna in 2006 Tearing Sky verschijnt.

Vorig jaar maakte ik kennis met de man via Manu Katché's muziekprogramma One Shot Not op Arte. Faccini beschikt over een zacht hese stem, speelt met regelmaat ingetogen akoestische gitaar. De vergelijking met Nick Drake is dan snel gemaakt, er zijn mensen die na 35 jaar nog steeds op een opvolger van Drake wachten en hem in Faccini gevonden denken te hebben. Piers maakt hiermee korte metten: “Men is nogal geneigd me in het hokje van de singer-songwriters te duwen, maar zo beschouw ik mezelf helemaal niet. Nick Drake, een artiest van wie ik erg hou, is zowat het clichévoorbeeld geworden van de singer-songwriter die permanent melancholisch is. Iets dergelijks beoog ik helemaal niet, hoewel mijn muziek vaak ook sober en stil is”

Faccini presenteert op zijn derde album Two Grains Of Sand een subtiele mix van blues, West Afrikaanse invloeden en Engelse folk. Titelnummer Two Grains Of Sand, The Wind That Blows maar bijvoorbeeld ook A Storm Is Going To Come grijpen terug op de akoestische folk uit begin jaren zeventig inclusief fraaie strijkersarrangementen en een enkele fluit, klarinet en saxofoon. Piers is echter overduidelijk ook een kind van zijn tijd; in het funky stuwende Your Name No More en het ingetogen Strangers laat hij horen dat het werk van Ben Harper niet ongemerkt aan hem voorbij is gegaan. Harper en zijn Innocent Criminals speelden op het Leave No Trace album en samen deelden ze het podium.

In Who Loves The Shade en The Dust In Our Eyes klinkt Faccini's liefde voor John Martyn door. A Home Away From Home, voorzien van een streepje kora en licht swingend Afrikaans koortje, doet denken aan een out-take van Paul Simon's meesterwerk Graceland. Afsluiter My Burden Is Light laat Faccini wellicht op zijn best horen; stem en gitaar. Meer heeft de man eigenlijk niet nodig.

Piers Faccini maakt met Two Grains Of Sand dé zomerluisterplaat, ideaal voor die lange zwoele zomerdagen waar maar geen einde aan lijkt te komen.


Hans Jansen.

Releasedatum, 24 augustus 2010, Tôt ou Tard

dinsdag 17 augustus 2010

Coty Hogue, To The West


Coty Hogue, To The West.

Goudzoekers en andere avonturiers, westwaarts alsmaar westwaarts. De grens schuift steeds verder op, gelukzoekers op weg naar het beloofde land. Westwaarts, naar het land van melk en honing. De vruchten van harde arbeid zijn er zoet, soms zuur. Druiven der gramschap. Coty Hogue reist westwaarts op haar debuutalbum To The West van Montana naar Bellingham, Washington. Verder westwaarts dan deze noordelijk gelegen stad aan de Pacific is niet mogelijk.

Hogue verklankt op haar debuutalbum haar indrukken en avonturen van deze reis westwaarts. Ze verhaalt van het leven op het platteland op dit bucolische album en doet dit op zeer persoonlijke wijze. Is Coty de nieuwe Emmylou Harris? Blijkbaar zijn er mensen die zich deze vraag stellen. Ik zou deze vraag graag verder willen negeren. Hogue heeft dergelijke aanprijzingen niet nodig en staat zelf ruimschoots haar “mannetje” op To The West. Een vingerwijzing in welke richting het hier te zoeken? Coty noemt beïnvloeding door o.a. Gillian Welch, Ola Belle Reed (Reed's Undone In Sorrow wordt hier schittterend gecoverd), The Carter Family, Patty Griffin etc. In dit gezelschap blijft Hogue ruimschoots en met gemak overeind en dat is een compliment van jewelste. Country-folk uit de Smokey Mountains, zuidelijke Appalachen, is haar metier.

Hogue brengt op To The West een fraaie verzameling traditionals, covers en eigen werk ten gehore. Wat meteen opvalt is haar direct aansprekende open stemgeluid waarmee ze met lichte snik op heerlijke wijze drama in haar stem legt en de aandacht weet vast te houden.

To The West is een strikt akoestisch gehouden album vol met banjo, gitaar, fiddle, piano, accordeon en lichte percussie. Het album opent met Going To The West, van de bergen naar het vruchtbare platteland. De banjo staat direct vanaf het begin centraal, het lied blijft na een paar keer beluisteren in je hoofd rondzingen. Datzelfde lot is het grootste deel van het album beschoren blijkt na herhaaldelijk luisteren. Het enorme talent van Hogue toont zich verspreid over het album in pracht songs als Dear Mother, Push On Through en Grandaddys' Song. Allen songs van eigen makelij waarmee ze aantoont dat haar eigen werk in het geheel niet misstaat tussen traditionals en originals. Dit is krachtige, eerlijke en pure muziek. Shiloh's Hill/Battle Of Shilloh Hill is een a-capella aangelegenheid, een ware tour de force, en neemt de luisteraar mee terug naar de burgeroorlog.

Tussendoor strooit Hogue nog met het opbeurende fiddle stuk Up The Waterfall, de tear jerker A Few Old Memories en het naar Patsy Cline klinkende Sugar Moon. Materiaal waar ik eerlijk gezegd doorgaans met een boogje omheen zou lopen maar Coty Hogue heeft mij dan inmiddels aan alle kanten ingepakt. Coty sluit het album (nogmaals a-capella) af met Dear Friends Farewell: “I go away , but you will stay, but still we're joint at heart”. Met To The West heb ik Coty Hogue in mijn hart gesloten. Van deze dame gaan wij nog veel horen, een mooie carrière ligt in het verschiet. Hard Times Come Again No More.


Hans Jansen.

Releasedatum, 14 juli 2009 Cello Room Productions.

 

 

donderdag 12 augustus 2010

Red Horse, Red Horse.


John Gorka vroeg het zich al in 1994 af, “What might happen if one of those horses escaped from the gas station sign” m.b.t. Flying Red Horses van zijn album Out Of The Valley. Mogelijk houdt deze vraag hem nog bezig gezien de naamgeving aan het laatste project waaraan Gorka deelneemt,  Red Horse genoemd. Red Horse bestaat verder uit mede Red House artiesten Eliza Gilkyson en Lucy Kaplansky. Dit trio overigens niet te verwarren met Red Bird, een vergelijkbaar project van Jeffrey Foucault, Kris Delmhorst en Peter Mulvey. Met het noemen van Cry, Cry, Cry, bestaande uit Richard Shindell, Dar Willams, en alweer Lucy Kaplansky, is het trio van vergelijkbare projecten voltallig genoemd.

Bij het samenstellen van het album heeft men een strikte indeling gehanteerd. Afwisselend brengt men een song van één van de andere deelnemende artiesten, één cover naar keuze en één song uit de eigen catalogus ten gehore. Gedrieën verzorgde men de productie, nadere beluistering van het album doet vermoeden dat ook Mark Hallman mede debet is aan het kraakheldere geluidsbeeld. Van zowel Gilkyson als Gorka heb ik de belangrijkste albums in bezit en koester deze. Ras artiesten pur sang. Het werk van Kaplansky is tot op heden geheel langs mij heen gegaan wegens te weinig origineel en inwisselbaar met vergelijkbare artiesten. Nadere kennismaking met Red Horse laat vermoeden dat dit mogelijk een gebrek van mijn kant is.

Eliza Gilkyson trapt het album af met I Am A Child. Het gemis aan de volstrekt unieke intensiteit welke Neil Young in vrijwel al zijn werk weet te leggen wordt gecompenseerd door de naadloze samenzang van het supertrio. Even verderop legt Gilkyson met het schitterend intense en slepende gezongen Promise Me (Kaplansky) een vroeg hoogtepunt van dit album vast. Mike Hardwick kleurt op pedal steel en gitaar subtiel in. Vrijwel aan het einde van het album brengt Eliza een fraai vertraagde versie van haar eigen Walk Away From Love voorzien van prominente fiddle.

John Gorka zet het hervonden hoge niveau van zijn laatste album voort met o.a. Wild Horse (Gilkyson) 's Mans rustieke bariton en akoestische gitaar overtuigen en ontroeren moeiteloos. Don't Mind Me (Kaplansky) laat een welhaast opgeruimde en aanstekelijke Gorka horen. Op zijn eigen If These Walls Could Talk verhoogd hij de sfeer door naast gitaar ook een banjo in te zetten. Binnen een dergelijke kleine setting kan Gorka's talent daadwerkelijk schitteren.

Lucy Kaplansky bevestigd aanvankelijk mijn beeld van haar met Scorpion, werk van haar eigen hand. Haar versie van Sanctuary (Gilkyson) brengt mij aan het twijfelen; dit klinkt ingetogen en gedreven tegelijkertijd. Gek genoeg trekt haar versie van het overbekende Wayfaring Stranger op het eind van het album mij definitief over de streep.

Red Horse, fraai samengesteld en gebalanceerd opgenomen. Voor die lange en lome zomerdagen.


Hans Jansen.
Website, http://johngorka.com/ http://www.elizagilkyson.com/ http://lucykaplansky.com/
Releasedatum, 13 juli 2010, Red House Records.
 

zaterdag 29 mei 2010

Emma Beaton & Nic Gareiss, Emma Beaton & Nic Gareiss


Emma Beaton & Nic Gareiss, Emma Beaton & Nic Gareiss

“Emma Beaton, een naam om te onthouden” schreef ik begin maart dit jaar inzake het prachtige album Darkness Sure Becomes This City van Joy Kills Sorrow. Een oproep gebaseerd op voorkennis, reeds toen was bekend dat Beaton nog dit jaar een album met Nic Gareiss zou presenteren. Nic Gareiss, bespeler van de bouzouki, zanger en danser. “Poetic shaping of acoustic space” in 's mans eigen woorden. Nic bestudeerde ritmische dans technieken uit de gehele wereld en deelde het podium met o.a. Solas, The Chieftains en Dervish.

Emma Beaton, zang, cello en gitaar debuteerde in 2006 met het album Pretty Fair Maid een album vol met Keltische en Appalachen folk vermengd met een snufje Cajun. Muziek uit de contreien van Crooked Still, The Greencards en Uncle Earl. Onlangs struikelde ik op Beatons site over het nieuwe titelloze duo album, even niet goed opgelet en tot nu toe vrijwel geruisloos in de markt gezet. Een album gevuld met traditionals en enkele originals opgenomen in Louisiana onder de bezielende leiding van producer Joel Savoy.

Gareiss mag het album letterlijk en figuurlijk aftrappen met het up-tempo Canadeio. Zijn percussieve voetenwerk vormt de ritmische basis. Nic vertoont hetzelfde bijzondere kunstje ook elders op het album. Gareiss' en Beatons stemmen blijken wonderwel bij elkaar te kleuren op bijvoorbeeld het intieme I Wish, Fare Thee Well en ook The Injured Shoulder.  Dit alles akoestisch en klein gehouden, bedachtzame en luisterrijke folk van de bovenste plank. Emma Beaton schittert zoals altijd met haar krachtige, loepzuivere en betoverende stem. Crawl is één van de drie songs door haarzelf geschreven. Beaton bouwt het geheel langzaam maar zeker, ook in vocaal opzicht, op om na verloop van tijd eens flink haar fluwelen keel open te trekken.

Ella & Dave, tevens een Beaton original, neemt zeven minuten de tijd om het verhaal van beide geportretteerden te vertellen. Ook hier worden minimale middelen ingezet, vocalen en banjo volstaan ruimschoots om oeverloos te boeien. Een toekomstige traditional, mocht de term nog niet bestaan dan verklaar ik bij deze graag Ella & Dave alvast tot deze categorie. En dan is er nog het hoogtepunt Don't Let Her Down. Enkele maanden geleden viel ik direct voor Beatons werk middels deze song. Indien verbannen naar een onbewoond eiland, deze song gaat onverbiddelijk mee op de iPod! Zang en melodielijn vormen tezamen een  ronduit betoverend geheel. Rachel Davis'  Sweet Water Sea is de afsluiter van het album. Banjo, fiddle en ander snarenspul vergezeld van ritmisch voetenwerk, alles mag nog één keer uit de kast.

Luisterrijke, traditionele Amerikaanse folk. Emma Beaton en Nic Gareiss, onthouden die namen!

Hans Jansen.

Website, http://www.emmabeaton.com/Emma_Beaton/Home.html
Releasedatum, 1 april 2010 Self Release.

 

 

donderdag 13 mei 2010

Mark Erelli & Jeffrey Foucault, Seven Curses.


Liefhebbers van het werk van Mark Erelli en Jeffrey Foucault komen de laatste tijd bijzonder goed aan hun trekken. Erelli bracht onlangs zijn prachtige laatste album Little Vigils uit, van Foucault staat het volgende project onder de naam Cold Satellite alweer in de steigers. Het betreft hier werk gebaseerd op de poëzie van Lisa Olstein uitgewerkt in samenwerking met o.a. Billy Conway en David Goodrich. Zowel Erelli als Foucault kennen periodes in hun carrière waarin zij het telkens maar weer ten gehore brengen van hun eigen songs even helemaal beu zijn. Tijd om de batterij weer eens op te laden. Zo legde Erelli op Innocent When You Dream in 2007 de liedjes van o.a. James Taylor, Townes van Zandt, Tom Waits en Wilco vast. The Memorial Hall Recordings uit 2002 lieten al een mix horen van zijn eigen songs en favoriete songwriters uit New England.

Foucault liet zich in het recente verleden op zijn beurt bepaald niet onbetuigd door de formatie Red Bird op te tuigen. Dit samenwerkingsverband tussen Foucault, vrouwlief Kris Delmhorst en Peter Mulvey bracht werk van o.a. Dylan, Willie Nelson, REM en Waits. In 2008 bracht Foucault de werken van John Prine opnieuw tot leven op zijn schitterende Shoot The Moon Right Between The Eyes. Erelli en Foucault, bezige baasjes en vrienden bovendien. Enkele jaren geleden bracht men broederlijk twee avonden door met een handvol gitaren, Seven Curses tot gevolg. Een album vol murder ballads afkomstig van een illuster gezelschap legendarische namen. Verhalen over liefde en dood verpakt in werkelijk schitterend akoestisch snarenwerk. Ongelooflijk dat beiden dit album in slechts twee sessies vast konden leggen.

Het album gaat van start met Woody Guthrie's Philadelphia Lawyer. Een mooie keuze om met één van de founding fathers van de hedendaagse Amerikaanse folkmuziek te beginnen. Guthrie's song gevat in Tex-Mex snarenspul. Liefhebbers van de nog jonge Ry Cooder zullen van dit nummer smullen. Foucault mag vocaal de boventoon zingen, Erelli de achtergrondvocalen. Gedurende het gehele album zal men beurtelings deze werkwijze volgen. Erelli gaat vervolgens aan de haal met Springsteen's Johnny 99, wat mij betreft had men de song vertraagd zoals Richard Shindell dit met Born In The USA deed op zijn onvolprezen South Of Delia. Nu kent de song, net als in het origineel, een almaar door denderend ritme wat ik maar matig appreciëren kan. Ik ben echter bereid dit geheel als een gebrek van mijn kant te accepteren.

Bijzonder aangenaam verrast ben ik door Foucaults versie van Tom Merritt. Richard Buckner is één van mijn absolute helden en 's mans album The Hill een vaak onderschat album. Foucault geeft zich geheel in deze song, ondersteund door prachtig hamerend snarenspel. Gezien de kwaliteit van het gebodene is de verleiding groot om elke song van dit album te beschrijven, ik zal mij verder beperken tot enkele van mijn persoonlijke favorieten. Zo is daar nog het heerlijk verhalende Louise van Paul Siebel. Leo Kottke's versie staat mij nog het meest helder voor de geest maar moet nu toch echt concurrentie dulden.

Het al eerder door Richard Shindell gecoverde Sonora's Death Row krijgt ook hier een prominente plaats, Foucault is hier in topvorm. Erelli geeft Steve Ear’ls Ellis Unit 1 net dat kleine beetje slepende en lijzige zang mee en eert daarmee de man subtiel. Foucault is vocaal en op snaren fanatiek in de weer op Tom House's Cole Durhew. Een dergelijke inzet op gitaar door de jaren heen kostte Luka Bloom al eens een pees onsteking. Hilarisch is The First Mrs. Jones van Portener Wagoner waarbij de tweede Mrs. Jones uiteindelijk dan toch maar bovenop de eerste begraven wordt. Neil Young’s Powderfinger kent welhaast de meest geïnspireerde uitvoering die ik ooit van deze song hoorde. Hier laat zich horen dat Foucault zich het werk van Young geheel eigen heeft gemaakt. Samen met David Goodrich en Kris Delmhorst gaat Foucault regelmatig als The LP's op stap en voert dan integraal een Neil Young album uit. Erelli mag als waardig slotakkoord met zijn eigen zachte ballade Wyoming Wind het licht op Seven Curses uitdoen. Seven Curses, een album om een moord voor te doen.

 
Hans Jansen.

Website http://markerelli.com/ http://www.jeffreyfoucault.com/
Releasedatum, 27 april 2010, Continental Song City.

 

 

 

donderdag 15 april 2010

Mark Erelli, Little Vigils.


Zou met de verkiezing van president Obama dan toch ook de politieke lente uitgebroken zijn? Je zou het haast denken na beluistering van Little Vigils. Singer songwriter Mark Erelli klinkt op zijn negende en zeer gevarieerde album opmerkelijk ontspannen na voorganger Delivered. Op dat sociaal en politiek bevlogen album hield Mark er de moed der (wan) hoop in, welhaast tegen de klippen op. Hoop zou het laatste moeten zijn dat zou sterven voor o.a. de soldaat in Irak. Uitgezonden door een president die hoognodig door een hedendaagse Lincoln vervangen moest worden.

Mark toog voor de opnames van Little Vigils naar The Great North Sound Society; een oud landhuis in Maine. Producer Zack Hickman (o.a. Josh Ritter, Laura Cortese en Jake Amerding) produceert een album vol nieuwe songs waarin pedal steel, banjo, fiddle, orgel en staande bas centraal staan. Erelli zet met August meteen de toon op Little Vigils; een ballade waarin deze jonge vader kalmpjes de huislijke geneugten van het familieleven neerzet. Ach kijk nog even naar de kleine, kijk toch hoe hij slaapt. Wat is het een plaatje, slechts een dwaas zou meer kunnen verlangen. De kleine nachtwake nemen we dan graag op de koop toe.

Everything In Ruin schroeft het tempo aangenaam op, ideale muziek voor in de auto met de ramen open en kilometers lange en lege snelweg in het verschiet. Het subtiel humanistische Kingdom Come was reeds bekend van het Darwin Song Project evenals Mother Of Mysteries. Rose Cousins en Rose Polenzani vormen samen het koortje op deze songs waardoor deze enigszins naar Leonard Cohen klinken. Columbus Ohio en Hemlock Grove laten een ingetogen Erelli horen, indringend luistervoer. Hartzeer en vervreemding onder woorden gebracht met tekstuele pareltjes als “Your heart is empty as winter in a tourist town”

Het ronduit vertederende I Took The Moon For A Walk mag als één van de vele hoogtepunten van dit album beschouwd worden. Het fraaie prentenboek van Carolyn Curtis op muziek gezet, piano, zachte gitaar, een klein streepje accordeon en strijkersarrangement. Waar een nachtwake en het voorlezen van een boekje aan de kleine al niet toe kan leiden. Het vereeuwigen van Pauline kan vervolgens uiteraard niet uitblijven. Hoe een hommage aan je vrouw, en moeder van je kind, te schrijven zonder gemeenplaatsen aan te doen? Erelli slaagt glansrijk, “Found me a river so I followed it down. Till I felt the spray on my face where the waves kneel down” En dan als een kind zo blij zijn dat het je gelukt is om “Where the waves kneel down” in het uiteindelijke resultaat te handhaven, het tekent Mark Erelli's onbevangen talent.

Mark Erelli schaart zich met zijn laatste albums, telkens oplopend in kwaliteit, onder de groten van de hedendaagse mannelijke Amerikaanse singer songwriters. In deze categorie hoort hij wat mij betreft bij de grote drie, Richard Shindell, Jeffrey Foucault en inderdaad Mark Erelli.

Hans Jansen.

Website, http://markerelli.com/
Releasedatum, 16 maart 2010, Hillbilly Pilgrim Records.
  

donderdag 1 april 2010

Patty Larkin, 25


Patty Larkin, 25

Enkele weken geleden verraste Lynn Miles met een dwarsdoorsnede van haar werk Black Flowers getiteld. Miles nam haar werk enige tijd geleden opnieuw solo akoestisch op, zelden klonk zij zo overtuigend en indringend als op deze albums. Patty Larkin presenteert met 25 eenzelfde project. In 1985 debuteert deze uit Boston afkomstige songstress, nu 25 jaar later heeft Larkin elf albums op haar naam staan.

Vorig jaar overleed Larkin's moeder na een kort ziekbed. In deze periode hadden beiden intensief contact waarbij Patty vaker haar muziek voor moeder speelde. Om haar zilveren jubileum als artiest luister bij te zetten zocht Larkin vervolgens contact met collegae waarmee zij in het verleden samen werkte. Patty bedacht hiertoe een origineel concept. Ze nam 25 love songs van haar albums opnieuw op. Vervolgens stuurde ze aan elk van de 25 mee werkende artiesten een opname toe en gaf hen carte blanche. Onnodig te zeggen dat dit tot de nodige verrassingen leidt. Zo leent Martin Sexton niet slechts zijn achtergrond vocalen op opener Lately maar fluit er tevens een vrolijk potje op los. Jonatha Brooks zingt met Larkin samen op in Only One en bespeelt tevens een speelgoed piano. Merrie Amsterburg herhaalt dit op Inside Your Painting. Erin McKeown draagt naast haar vocalen tevens percussieve zang en een opvallende orgel partij aan op Beautiful.

Na herhaalde beluistering van het hier verzamelde werk valt nogmaals op dat Patty's werk door de jaren heen telkens van bijzonder stabiele kwaliteit is geweest. Tevens blijkt nogmaals dat ze eigenlijk altijd al excelleerde in prachtig beeldende en intelligente songteksten. Door de muzikaal bescheiden opzet klinken beide albums opmerkelijk samenhangend ondanks dat de opnamen op verschillende locaties plaats vonden. Ook heeft Larkin een gelukkige hand van kiezen en combineren gehad bij het samenstellen van de albums. Zo lijkt Cupid's Knee eigenlijk altijd al een Catie Curtis song te zijn geweest en klinkt Pablo Neruda vanaf het begin als een typische onderkoelde song van Suzanne Vega. Bruce Cockburn leent zijn kenmerkende vocalen en gitaarspel aan Open Arms. David Wilcox zijn stem en ukelele aan The Cranes, Shawn Colvin haar stem aan Hallelujah en John Gorka's bariton is op Deja Vu te horen.

Verder werken o.a. grootheden als Rosanna Cash, Jennifer Kimball, Lucy Kaplansky, Chris Smither, Peter Mulvey, Dar Willams, Janis Ian, Mary Chapin Carpenter en Greg Brown mee. Teveel om op te noemen eigenlijk en is het vrijwel onmogelijk om echte hoogtepunten op te noemen uit deze veelheid aan ronduit prachtige songs.

Vorig stak jaar het Darwin Song Project met kop en schouders boven vergelijkbare projecten uit. Dit jaar is de kans aanzienlijk dat Patty Larkin met deze eer gaat strijken. 25 biedt een schat aan contemporaine singer songwriters. Mis deze albums niet!

Hans Jansen.

Website, http://www.pattylarkin.com/
Releasedatum, 9 maart 2010, Signature Sounds.
  

vrijdag 26 maart 2010

Chris Wood, Handmade Life.


Bekentenis met het schaamrood op de kaken: Ik heb de Engelse folk de afgelopen 25 jaren slechts zijdelings gevolgd. In deze periode heb ik mij zonder enige reserve op de Americana uit de Verenigde Staten en Canada gericht. Sinds enkele weken ben ik bezig met een inburgeringscursus Engelse folk. Ik sta op een streng dieet bestaande uit o.a. het beste werk van June Tabor, Norma en Lal Waterson en Christine Collister. Sinds de hoogtijdagen van o.a. Sandy Denny, John Martyn en Nick Drake heeft men gelukkig niet stil gezeten aan de overkant van het kanaal. Zover is mij inmiddels duidelijk geworden.

Middenin dit verpletterende luister avontuur komt Chris Wood binnenvallen met zijn allernieuwste album Handmade Life. Dit is mijn kennismaking met deze grote artiest. Ik verneem dat de beste man een belangrijke positie binnen de huidige Britse folk scène inneemt en van behoorlijk statuur is. Verder wordt 's mans werk her en der gepaard aan het werk van Richard Thompson, dit met name in relatie tot de kwaliteit en consistentie van het gebodene. Ik kan dit na het beluisteren van Woods laatste album slechts volledig onderschrijven. Woods teksten zijn beschouwend en analytisch van aard en hebben een welhaast journalistieke toon. Een vergelijking met de door mij zeer gewaardeerde Richard Shindell ligt dan tevens voor de hand.

Handmade Life is een actuele State Of Britain; de toestand in dat deel van de wereld verklaart door Chris Wood. Handelend over het groeiende onbehagen in een steeds groter wordende wereld waarin we met elkaar moeten concurreren. Keiharde wetten van de vrije markt, winst maximalisatie ten koste van alles, regeren de wereld waarbij er winnaars maar ook heel veel verliezers zijn. Algehele versplintering van de samenleving en vervreemding liggen op de loer. In tegenstelling tot Shindell beschrijft Wood niet slechts, nee hij spreekt tevens zijn frustratie maar ook zijn oordeel uit. In afsluiter The Great Correction ziet Chris er niet tegenop om The Iron Lady alsnog weg te zetten als “The vicious old spiv”. Ik kan hier slechts met instemming naar luisteren maar laat ik niet op de zaken vooruit lopen en bij het begin beginnen.

Wood zet met Handmade Life een politiek maatschappelijk getint, maar ook ontroerend, album neer. Muzikaal erg mooi klein gehouden, meer dan drums, trombone, cello en gitaar heeft hij niet nodig om de huidige staat van Britain neer te zetten. Een helder, tijdloos donkerbruin geluid met een gouden randje dringt zich voorzichtig op aan de luisteraar.

Eén van de absolute hoogtepunten van dit album Spitfires blikt met nuance terug naar de tijd dat de Britten over de zeven zeeën heersten. Wood zou niet terug willen naar die tijd maar waar is de tijd gebleven dat men trots was op het land en de fascisten versloeg? Waar is de tijd gebleven waarin men tijd en aandacht voor elkaar had? In het huidige tijdsgewricht zien mensen zich  blijkbaar steeds meer gedwongen zich op zichzelf terug te trekken. Je eigen Handmade Life vorm te geven, weg van de waanzinnige drukte, het geraas en gebral. Een tijd waarin een niets vermoedende relatieve buitenstaander zonder enig pardon het slachtoffer kan worden van paranoia (Hollow Point) Shock and awe in Britain. Luister, lees mee, en laat je langzamerhand meevoeren. Je kent deze casus als je de actualiteit ook maar enigszins gevolgd hebt de afgelopen jaren. En ja, in de laatste zinnen valt ineens dan alles op zijn plek. En wie vertegenwoordigt ons, wij het volk, eigenlijk nog in de politiek? Politiek lijkt een spel (Ceasar) geworden te zijn. Elke nieuwe termijn worden ons opnieuw gouden bergen beloofd waarna men niet weet hoe snel men weer moet vertrekken om ons vervolgens aan ons lot over te laten. Is dan werkelijk alles politiek op Handmade Life? Welnee, tenzij je aanhanger bent van het adagium dat ook het persoonlijke politiek is. Wood tovert een prachtig wiegeliedje tevoorschijn met Jonny East, brengt Turtle Soup (reeds bekend van het Darwin Song Project) en schetst met Two Widows een hartveroverend portret van de twee bezongen dames.

Chris Wood brengt met Handmade Life op indringende wijze onze tijd in beeld en past werkelijk perfect in mijn huidige muzikale dieet. Aan tafel, het hoofdgerecht is geserveerd!


Hans Jansen.

Website, http://www.chriswoodmusic.co.uk/
Releasedatum, 1 maart 2010, Ruf Records
 

woensdag 24 maart 2010

Raina Rose, When May Came.


Raina Rose, When May Came.

Raina Rose genereerde onlangs enige aandacht met haar vierde album When May Came getiteld.
Her en der mochten haar een paar reviews deelachtig worden, soms zuinigjes van toon. Zo zou ze haar stem te weinig doseren. Verder was het album in slechts vier dagen opgenomen en zou het  slechts voor de werkelijk groten in de muziek weggelegd zijn om dan met goed resultaat voor de dag te komen. Op mijn beurt hoor ik een 29 jarige assertieve country-folk dame met een direct aansprekende en krachtige stem. Een hese, her en der overslaande, stem met een aangenaam mooi trillertje waarmee ze de weg door haar teksten zoekt en waarbij ze volop de mogelijkheden van haar stem exploreert. Zo'n stem verder doseren binnen dit materiaal zo bescheiden van opzet en uitvoering? Lijkt mij doodzonde!

When May Came is het vierde album van Raina Rose afkomstig uit Portland Oregon en inmiddels in Austin Texas terechtgekomen. Jonathan Byrd produceert plaats nemend achter de knoppen in een klein zijkamertje terwijl de band de huiskamer bezet mag houden. Accordeon, banjo, gitaar en elektrische toetsen voeren de boventoon op dit kleinschalige bijna live klinkende energieke album.
Sun Comes Back opent het album krachtig, Let Me Down Easy, Desdemona, maar ook Nashville vallen in diezelfde categorie krachtige up-beat songs. Your Neighbours Trampoline en Stone Around My Neck laten een gepassioneerde meeslepende en gedreven Rose horen.

In de ballade If Your Gonna Go steekt Raina in topvorm; als je dan toch moet gaan ga dan alsjeblieft snel... om vervolgens indrukwekkend te smeken om toch te blijven. Op de valreep blijkt afsluiter Bluebonnets nog zo'n prachtig slepende ballade met heerlijke achtergrond zang en cello te zijn.

En ineens valt dan het kwartje, natuurlijk de stemmen van beide dames verschillen nogal. Wellicht als dag en nacht maar toch kan ik een associatie met Mary Margaret O'Hara niet meer negeren. Dat zoekende, die oprechte en gepassioneerde vocale inzet doet mij niet zelden ook aan O'Hara denken.

Met de wonderschone maand mei in het verschiet, When May Came.

Hans Jansen.

Website, http://www.rainarose.com/index.html
Releasedatum, 16 februari 2010, Constant Clip Records.
 

donderdag 11 maart 2010

Joy Kilss Sorrow, Darkness Sure Becomes This City.


Joy Kilss Sorrow, Darkness Sure Becomes This City.

Een naam om te onthouden, Emma Beaton zang en cello. Geboren in British Columbia aan de Canadese Westkust en kind van Schotse immigranten. Emma debuteert op 18 jarige leeftijd met het album Pretty Fair Maid in 2008 en laat zich hierop begeleiden door Celtic Chaos. De luisteraar maakt kennis met Beaton's onmiskenbare kwaliteiten middels een onweerstaanbare verzameling traditionals en een enkele cover van bijvoorbeeld Rogers & Hammerstein's Edelweiss. Emma heeft het album geheel akoestisch gearrangeerd, cello, banjo, fiddle, accordeon, fluit en bodhran spelen een hoofdrol op dit vlekkeloze album. Ongelooflijk dat een 18 jarige tot het brengen van een dergelijke kwaliteit in staat is en een onontkoombare aankoop voor liefhebbers van Keltische en Appalachen folk met een snufje Cajun. Beaton verkreeg met dit album de status van “Young Performer Of The Year” een zeer terechte keuze van The Canadian Folk Music Awards.

Beaton vertrekt vervolgens naar Boston om cello te studeren aan het Berklee College Of Music. Twee leden van Crooked Still zijn Emma's klasgenoten, het noemen van o.a. Uncle Earl en The Greencards biedt de lezer wellicht een vingerwijzing in welke richting het te zoeken m.b.t. Joy Kills Sorrow. Vorig jaar dook Emma Beaton namelijk op binnen het herrezen Joy Kills Sorrow en levert dit jaar met Darkness Sure Becomes This City het nieuwe album van dit gezelschap af. Joy Kills Sorrow debuteerde in 2006 met een titelloos album. De inmiddels aan een solocarrière begonnen Heather Masse verzorgde de vocalen. Gitarist Matthew Arcara en bassiste/vocaliste Bridget Kearny stammen nog uit de oerversie van de band. Het gezelschap is verder aangevuld met Wesley Corbett op banjo en Jacob Jolliff op mandoline. Dit blijkt een verrijking van jewelste te zijn. De stem van Beaton's klinkt als altijd krachtig, loepzuiver en betoverend. De banjo en mandoline eisen over het gehele album tevens een hoofdrol op. Soms heerlijk loom swingend maar op andere momenten gedreven en op topsnelheid en altijd op het scherpst van de snede spelend.

Het grootste gedeelte van het materiaal op Darkness Sure Becomes This City is geschreven door  Bridget Kearny. Ze weet met Kill My Sorrow een melancholiek stadsbeeld neer te zetten en verwerkt her en der grappige zinnetjes als “Drunk like a trout” Het intieme en van heerlijk slepende melodie voorziene Books; eigenlijk hoef ik nergens meer heen want ik heb zoveel prachtige boeken. Het hartzeer mét kwinkslag van Thinking Of You And Such; ik mis je weliswaar maar toch ook niet zo heel erg. Het wonderschone Get Up And Go; eigenlijk zouden we uit elkaar moeten gaan maar het is zo vertrouwd om bij elkaar te blijven. All The Buildings lijkt vervolgens tegenwicht te bieden aan het melancholieke stadsbeeld van opener Kill My Sorrow. Waarom pakken we niet de fiets en rijden 's nachts door de stad... Darkness Sure Becomes This City. Mij spreekt deze lichte toets in teksten en muziek bijzonder aan en werkt bovendien aanstekelijk op mijn humeur. Emma Beaton levert tevens drie prachtige tracks aan. Verder covert men Caleb Lauder's New Shoes, Kristin Andreassen's Send Me A Letter en Keenan/Devonie's We Will Have Our Day.

 Met Darkness Sure Becomes This City levert Joy Kills Sorrow (what's in a name) een ronduit vrolijk gestemd en direct aansprekend album af voor liefhebbers van gedreven folk uit welke windstreek dan ook. Jazeker, de lente zit in de lucht.

Hans Jansen.

Website, http://www.joykillssorrow.com/
Releasedatum, 23 februari 2010, Signature Sounds.
 

maandag 1 februari 2010

Rose Cousins, The Send Off.


Rose Cousins, The Send Off.
 
Met de maand december in zicht, het jaarlijstje staat al ruwweg in de steigers, presenteert Rose Cousins haar tweede album The Send Off getiteld. Rose groeide op in een boeren gemeenschap op Prince Edward Island, Canada. Zij koopt op haar 19e verjaardag haar eerste gitaar en maakt zich vervolgens de songs van Patty Griffin, Joni Mitchell, Shawn Colvin en Sarah Harmer eigen. Cousins debuteert in 2002 met de e.p. Only So Long (helaas niet langer verkrijgbaar) in 2003 opgevolgd door de live e.p. Miles To Go. Het duurde tot 2006 voordat zij met haar eerste volledige album If You Were For Me op de proppen kwam. Dit album bleek een schitterend stijlvast en foutloos geheel te zijn waarbij haar prachtige stem en de veelal akoestische instrumentatie (mandoline, dobro, viool) opvielen.

De afgelopen jaren deelde Cousins het podium met o.a. Lynn Miles, John Gorka, Darrell Scott, Mark Erelli en Eliza Gilkyson. Afgelopen maart concerteerde Rose samen met het Symphony Nova Scotia orkest, uitgezonden op de Canadese radio en terug te beluisteren via internet. Het resultaat doet enigszins denken aan het Travelogue album van Joni Mitchell.
Wellicht dat deze samenwerking haar inspireerde om op zoek te gaan naar het “grotere” geluid dat op The Send Off te horen is in een productie van Luke Doucett. Het album behandelt het thema afscheid nemen en loslaten in verschillende vormen.
 
Rose opent haar nieuwe album met het van natuur lyriek voorziene I Were A Bird gevat in een warm arrangement waarin de Hammond B3, viola en cello een hoofdrol spelen. Cousins maakt meteen duidelijk dat de luisteraar afscheid zal moeten nemen van het geluid van de akoestisch vormgegeven voorganger. Vervolgens legt Rose met Maybe I Knew al haar troeven op tafel. Hier heerst zij glorieus, Doucett laat een heerlijk “smerige” gitaar ronken en het volle band geluid blijkt haar te passen als een comfortabele winterjas in een lied handelend over teleurstelling. I hear the words come out, but you don't do what you say. White Daisies laat vervolgens een heerlijk "twangende" gitaar horen. Deze openingszetten blijken slechts een opmaat te vormen voor het werkelijk sublieme I Don't Care, een cover van het door Mary Margareth O'Hara geschreven origineel. Waarom horen wij nog maar zo zelden iets van deze legendarische zangeres? Rose voert de song geheel in de sfeer van O'Hara uit inclusief croonende en uitwaaierende zang. Met deze cover wordt een klein monument voor O'Hara opgericht!

De titelsong The Send Off laat een opmerkelijk lichte muzikale toets horen in relatie tot het onderwerp van de song; het afscheid van een dierbaar familielid. Met The Dancers zoekt Cousins de verstilling weer op, een fraai strijkers arrangement vormt de basis voor dit verslavend romantische lied. And if you're to leave me first, we'll do as we rehearsed. Ik moet mij bedwingen dit met mate te consumeren evenals opvolger All The Time It Takes To Wait. You and your whiskey, me and my heart undone de regels waarmee de song opent zeggen het allemaal kernachtig en treffend. Zelden hoorde ik een Wurlitzer meer op zijn plaats, Kathleen Edwards en Melissa McLelland vormen het koortje dat de song welluidend ten einde mogen brengen. Het wieggeliedje Young Once is ingetogen, piano, viola en zang meer is er niet nodig. Celebrate doorbreekt de zorgvuldig opgebouwde intieme sfeer op verrassende wijze. Rose gaat zich met hoorbaar puur plezier te buiten aan een vrolijke jaren vijftig pastiche. Laten we een feest aanrichten en de liefde vieren. Probeer dit bijzonder aanstekelijke liedje maar weer eens uit je hoofd te krijgen!
Mandolin Man en Lewis Lake grijpen beiden weer terug op het intieme deel van het album. Sadie In The Kitchen is de vrolijke afsluiter. Het Sadie Choir, bestaande uit o.a. Jenn Grant, Rose Polenzani en Anne Heaton, mag inzetten en inhaken op het tweeling zusje van Celebrate.
 
Met The Send Off is Rose Cousins er in geslaagd om een flinke stap voorwaarts te zetten. Dit is een bijzonder, afwisselend, boeiend, emotioneel maar soms ook vrolijk album. Rose zet hiermee, zeer welkom, mijn jaarlijstje flink op zijn kop. A rose is a rose is a rose...

Hans Jansen.
 
Website, http://rosecousins.com/
Releasedatum, 2 februari 2010, Old Farm Pony