"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

donderdag 29 september 2011

Martin Simpson: Purpose + Grace.

Martin Simpson: Purpose + Grace.

Terwijl voor één van ons (Hans) de in september 2011 verschenen cd Purpose + Grace de eerste kennismaking met het werk van Martin Simpson was, had de ander (John) al twee dozijn platen van deze meesterlijke Engelse gitarist in de kast staan. Dat verschil in achtergrond leidt onvermijdelijk tot een verschil in benadering en appreciatie van het gebodene, maar heel snel bleek dat deze meerstemmige review toch tot een opvallend eensgezinde lofzang zou leiden. Laten we het er op houden dat de oorzaak niet ligt in het feit dat beiden een onberispelijke smaak hebben waar het de Britse folk betreft maar gewoon in het feit dat Simpson met deze plaat een wonderschoon meesterwerkje heeft afgeleverd dat iedereen met oren aan zijn hoofd in opperste vervoering weet te brengen.

Martin Simpson kreeg enige bekendheid tegen het eind van de jaren zeventig door zijn optredens met folk-bands als Steeleye Span en de Albion Band, maar vooral door zijn samenwerking met June Tabor, die toen zelf aan het begin van een imposante carrière stond. Zijn fraaie gitaarwerk oogstte veel lof, maar zijn solocarrière kwam aanvankelijk moeilijk van de grond. In de jaren negentig kwam daar verandering in door een serie uitstekende solo-platen, waaronder A Closer Walk With Thee, Smoke & Mirrors en een sublieme live-cd.

Zijn capaciteiten als gitarist zijn onmiskenbaar, waarbij zijn vermogen om die technische kwaliteiten volledig ten dienste van het ten uitvoer gebrachte lied te stellen hem tot een ideale begeleider maken. Mede door zijn verhuizing naar de Verenigde Staten in de jaren tachtig verbreedt hij zijn muzikale gezichtsveld, een ontwikkeling die duidelijk geïllustreerd wordt door Cool & Unusual uit 1997. Tegelijk met die muzikale verbreding ontwikkelt hij zijn capaciteiten als liedjesschrijver steeds verder en dat leidt in het nieuwe millennium tot een reeks bijzonder fraaie albums, culminerend in Prodigal Son in 2007.

 In het licht van de geschetste ontwikkeling zou je Purpose + Grace als een stapje terug kunnen zien. Het album bevat slechts twee Simpson originals en het zijn geen showcases voor zijn immer groeiend songschrijverschap. Wat niet wil zeggen dat de songs niet de moeite waard zijn, want Banjo Bill is ‘mountain music from Kentucky’ in optima forma en Don’t Put Your Banjo In the Shed, Mr. Waterson, een compact instrumentaaltje met alleen banjo, is een olijke knipoog naar de tijdens de afronding van dit Simpson-project helaas overleden Britse folk-legende Mike Waterson.

Voor dit project stelde Simpson zichzelf de vraag: “Met wie werkte ik de afgelopen jaren het allerliefste en beste samen?” en het resultaat is een rijk geschakeerde ode aan zijn roots. Een stoet aan hedendaagse Britse folkartiesten van naam en faam trekt aan de luisteraar voorbij. De aftrap in de vorm van de gedreven gebrachte traditional The Sheffield Apprentice maakt de intentie meteen duidelijk: naast de banjo van Martin horen we de fiddle van Jon Boden, de accordeon van Andy Cutting en ook de gitaar van Richard Thompson. Meester-accordeonist Cutting is bijna alomtegenwoordig op de plaat en plaatst in menig lied prachtige subtiele accenten. Thompson biedt in een drietal songs fraai tegenspel aan de andere meestergitarist en zijn opmerking in een interview naar aanleiding van dit album dat Simpson’s gitaarspel met het jaar nòg beter wordt mag als een compliment van jewelste gezien worden.

Na deze opener neemt Simpson gas terug met de solo gebrachte traditional/gitaarballade Bold General Wolfe. Beide songs vormen de kamerbrede rode loper naar één van de absolute hoogtepunten, Brothers Under The Bridge. Dit is Springsteens verhaal van de ervaringen van Vietnam-veteranen in de jaren zeventig in de Amerikaanse samenleving. Simpson deed verschillende pogingen deze zelf onder woorden te brengen, maar realiseerde zich dat Bruce Springsteen dit reeds in deze als novelle vermomde song vastlegde. Wie de song ook van Springsteen zelf wil horen: hij is te vinden op de derde cd van de box-set Tracks.

Nog meer bewijs dat Simpson al lang niet meer beschouwd mag worden als ‘nog zo’n Britse folkie’ volgt. We zakken af naar New Orleans om verrast te worden met cajun, zydeco en rumba in het uitbundige en aanstekelijke Little Liza Jane. De prachtige ballades Brother Can You Spare Me A Dime en Jamie Foyers volgen, waarbij Simpson in die laatstgenoemde song de vocalen van de markante Dick Gaughan met graagte naast zich duldt. Het doet meteen verlangen naar nieuw werk van deze Schotse bard, wiens jongste cd alweer vijf jaar oud is.

Ruim anderhalve minuut schitterende slidegitaar opent de traditional In The Pines, alsof Ry Cooder het bal opent op deze heel bijzondere vertolking van deze klassieker. Verder eist Andy Cutting een hoofdrol op met zijn accordeonspel. Ook Strange Affair, één van de meest memorabele songs van Richard Thompson, vindt een plek op Purpose + Grace en wordt gedragen door de intense vocalen van June Tabor. Beiden brachten dit al eens op A Cut Above, een album uit 1980 waarbij June Tabor de credits deelde met Martin Simpson. Hier heeft de tijd hoorbaar zijn werk gedaan. Tabor’s stem klinkt doorleefd en van een fraaie laag patina voorzien op haar koperen stem, waardoor deze uitvoering op gelijke hoogte mag vertoeven als het origineel.

Naast de grande dame van de Britse folk schittert ook een nieuwe naam in de Britse folk, die van Fay Hield, op het album. Zij laat in het bijzonder sfeervolle Bad Girl’s Lament horen dat zij niet voor niets de eerste artiest in tien jaren was die voor het Topic label een contract binnen mocht slepen. Wat een voortreffelijk gebrachte jammerklacht!  Afsluiter Lakes Of Ponchertrain brengt ons nogmaals diep in het zuiden van Noord-Amerika. Will Pound bespeelt zijn harmonica alsof de duvel en zijn oude moer hem op de hielen zitten en B.J. Cole zorgt met zijn pedal steel, zoals op meerdere nummers van dit album, voor een fraaie extra laag.

We hebben de laatste tijd enkele prachtige Britse folk-projecten mogen beluisteren, zoals The Darwin Song Project van 2010 en The Cecil Sharpe Project van dit jaar. In zekere zin mag je Purpose + Grace ook als een dergelijk project zien en minder als een regulier Martin Simpson-album. Een ideale samenvatting van Simpson’s niet geringe kunnen, dat tegelijkertijd de balans van de afgelopen 35 jaar op lijkt te maken. Een echte topplaat die werkelijk alles heeft: afwisselend, vrolijk, ontroerend, uitbundig, feestelijk, ingetogen. Kippenvel dus. En dan maakt het niet uit of je met deze plaat Simpson leert kennen of dat het een nieuwe parel in je (bijna) complete Simpson-collectie is.


John Smits en Hans Jansen.

Website, http://www.martinsimpson.com/
Releasedatum, 5 september 2011, Topic Records.
 

woensdag 28 september 2011

Jackie Oates, Saturnine.


Voormalig lid van Rachel Unthank and the Winterset Jackie Oates presenteert met Saturnine haar vierde album. Oates, folk diva en fiddle speelster van formaat, mag wat mij betreft als één van de pijlers van de huidige Britse folk scene worden beschouwd. Haar voorlaatste album Hyperboreans stamt alweer uit 2009. Wegens een iets te geëxalteerde voordracht liet ik dit album toen links liggen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat mijn oren toentertijd ook nog onvoldoende naar Britse folk stonden. Een gebrek dat ik inmiddels meer dan goed heb gemaakt. Haar betekenisvolle rol op het schitterende Cecil Sharp Project van september j.l. zette mij definitief op het spoor van Oates. De zeer persoonlijke vocale voordracht en haar melancholieke vioolspel kruipen onder de huid om vervolgens niet meer los te laten.

Saturnus wordt in de astrologie ook wel als symbool van begrenzing en de angst om die te overschrijden gezien. Oates liet zich hierdoor inspireren: verandering is van alle tijden en biedt naast bedreigingen ook vooral kansen is haar visie. Bij het tot stand komen van Saturnine  in de wintermaanden van 2010 en 2011 trad Oates veelvuldig op in Engelse pubs in Devon en Cornwall. Hier werd het gekozen materiaal verder doorleefd en zich eigen gemaakt in zogenaamde singarounds: met collega’s en vrienden in ongedwongen sfeer musiceren. Bij nadere beluistering van Saturnine valt meteen de overheersende stemmige en ingetogen sfeer op. Hier is overduidelijk gekozen voor een ander contemplatief en organisch geluid. Traditionele ballades, niet zelden gesitueerd in Cornwall, vormen hier de hoofdmoot.

Saturnine opent met de stemmige pianoballade The Sweet Nightingale waarna Oates verderop met Poor Murdered Woman laat horen dat dit slechts een voorproefje van haar kunnen was. Zogenaamde hand bells verhogen de serene sfeer, veel Britser dan hier kan Britse folk niet klinken. Visnetten breiende dames worden bezongen in traditional The Trees They Are So High vergezeld van  Cornish spoken word  waardoor mijn gedachten onwillekeurig uitgaan naar June Tabors laatste album Ashore waar zij een vergelijkbaar resultaat bereikte. Het piano gedreven kwartet wordt afgesloten door IOU geschreven door de mij volstrekt onbekende singer songwriter Paul Metser afkomstig uit Nieuw Zeeland. Accordeon en cello maken het geheel compleet.

Voor uitbundigheid en vrolijkheid is ruimte in het aanstekelijke Marrow Bones hier vergezeld door het vocale gezelschap The Claque. De Finse tango Fin(n)ish(ish) nodigt uit tot de dansvloer,  viola en accordeon zetten de toon. Dat het leven van de noeste arbeider niet altijd over rozen ging is de boodschap van Four Pence A Day waarbij The Claque nogmaals zijn kunsten vertoond. Verder kent Saturnine ingetogen ballades als Scarborough’s Fair Town en de dynamische murder ballad Young Johnson. Speciale vermelding verdient verder Brigg Fair, stormachtige verliefdheid en ach... die prachtige hand bells! Stem, viool en accordeon sluiten Saturnine af in Fortune Turns The Wheel. Na de bekende zeven vette jaren zeven magere jaren? Bedreigingen en… kansen!

Met Saturnine levert Jackie Oates zelfverzekerd en vakkundig haar meest originele en complete album tot nu toe af. Traditionele muziek briljant en verrassend uitgevoerd.

Hans Jansen.

Website, http://www.jackieoates.co.uk/
Releasedatum, 12 september 2011, ECC Records.

 

 

zondag 25 september 2011

Diverse Artiesten, Cecil Sharp Project 2011



Diverse Artiesten, Cecil Sharp Project 2011

Vraag acht artiesten een week lang te logeren in het landelijk gelegen Henley Farmhouse in Shropshire Engeland en reik ter inspiratie een overkoepelend thema aan. Inviteer musici afkomstig van beide kanten van de Atlantische Oceaan en laat het creatieve proces zijn werk doen. Ziehier het recept uitgeschreven door de mensen van het Shrewsbury Folk Festival en in 2009 reeds succesvol toegepast op het DarwinSong Project waarin de grondlegger van de evolutieleer gelauwerd werd. Grootheden als Chris Wood, Krista Detor, Mark Erelli en Karine Polwart gaven toen hier de toon aan. Ditmaal staat music collector Cecil Sharp centraal op het naar hem genoemde Cecil Sharp Project.

Singer songwriter Steve Knightley, folk-diva Jackie Oates, accordeonist Andy Cutting, violiste en zangeres Patsy Reid, Jim Moray en multi-instrumentalist/zangeres Kathryn Roberts geven vanaf de Britse eilanden acte de presence. Noord Amerika is vertegenwoordigd door Leonard Podolak (Dukhs) en Caroline Herring. Cecil Sharp (1859 – 1924) is Engeland’s meest vooraanstaande folk music and dance collector en vrijwel in zijn eentje verantwoordelijk voor de eerste folk-revival aan de overkant van Het Kanaal. Hij verzamelde door de jaren heen ruim 4700 verschillende traditionele folk songs in zowel Engeland als Noord Amerika hierbij geholpen door zijn assistent Maud Karpales. North Carolina, Kentucky, Virginia, Tennessee en West Virginia was zijn Amerikaanse jachtgebied waarbij Sharp van origine Britse folk songs in onvermoede variaties terugvond in Apalachia.

Ter voorbereiding op dit project werd aan de deelnemende artiesten uiteraard enige achtergrondinformatie verstrekt. Tegelijkertijd nam men zich voor op zijn hoogst met ruwe schetsen af te reizen naar Shropshire. Steve Knightley opent het album met het energieke Mining For Songs waarin hij Cecil Sharp en zijn werk meteen goed op de kaart zet: “I seek stories, dances, tunes and words. Rich veins lie in these hills”. Diezelfde gedrevenheid is terug te horen op het aanstekelijke en door hem geschreven en gezongen Aunt Maria. Vrijwel aan het einde van het album weet Knightley diepe indruk te maken met het ingetogen The Ghost of Song waarin Caroline Herring een fraai staaltje namen noemen ten beste geeft en hiermee the ghost of the people Sharp collected songs from te eren.

Jackie Oates overtuigd met de ballade Mother Engeland en het samen met Caroline Herring gebrachte The Lovers Lament, dit is superieure smart. Kathryn Roberts schittert in een medley gekscherend Cecil’s Greatest Hits Vol. 1 getiteld en een uitbundige versie van Child’s Song – Barbara Allen. Leonard Podolak levert een fraaie cover van het overbekende The CooCoo Bird aan naast een hilarische versie van het klapstuk Ol’ Groundhog.

Eerlijk gezegd heb ik het werk van Caroline Herring tot nu toe links laten liggen, na beluistering van haar prominente bijdrage aan het Sharp project lijkt dit toch een verkeerde inschatting te zijn geweest. Hier brengt zij samen met Jackie Oates en Kathryn Roberts het meeslepende Meadows of Dan en hoogtepunt Black Mountain Lullaby. De droeve lotgevallen van de kleine Jeremy Davidson verwoord in een zelfgeschreven murder ballad waarin men vocaal ongekende hoogten bereikt.
Rest mij nog te zeggen dat Andy Cutting op trekzak alomtegenwoordig is evenals Patsy Reid op viool. Samen brengen zij het verzamelde werk “Jeff Sturgeon’s – I Like You, You’re Common – When Lenny Met Andy Met Patsy”. Jim Moray eert Sharp met de Morris dance Dear Kimber en de akoestische gitaarballade Earl Brand.

Cecil Sharp Project 2011 is een rijk gevulde schatkamer en tevens voorzien van een integrale live uitvoering op bijgeleverde dvd.


Hans Jansen.

Releasedatum, 5 september 2011, Shrewsbury Folk Festival.
Website http://www.cecilsharpproject.com/artists.html

vrijdag 2 september 2011

Rachel Sermanni, The Bothy Sessions.


Rachel Sermanni, The Bothy Sessions.

Begin jaren negentig, 1993 om precies te zijn, verschenen de eerste berichten over Jeff Buckley even later gevolgd door de e.p. Live at Sin-E. Mijn vrouw reageerde in eerste instantie wat lacherig “dat het de zoon van de door jou aanbedenTim Buckley is betekend nog niet dat het ook die kwaliteit heeft”. Jeff Buckley bleek echter een revelatie van de eerste orde te zijn die zowel muzikaal als vocaal de grenzen van zijn universum verkende. Sindsdien loopt mijn vrouw weg met o.a. het album Grace.

Waarom deze opening inzake een review van de 19 jarige Schotse jonge bloem Rachel Sermanni? Rachel zal geen beroemde ouders hebben en ook andere vergelijkingen gaan mank. Toch moest ik bij beluistering van haar debuut e.p. The Bothy Sessions met regelmaat ook aan de jonge Buckley denken. Sermanni verkent haar muzikale en vocale mogelijkheden namelijk met graagte en opmerkelijke intensiteit. Of de geschiedenis zich herhaalt staat voorlopig in de sterren geschreven.

Rachel Sermanni was reeds tweemaal te gast in Nederland, zowel Eurosonic als het Naked Song Festival mochten zich in haar belangstelling verheugen. De Schotse nachtegaal met Italiaans bloed stond in Eindhoven volgens berichten in de kleine foyer op te boksen tegen hele stromen voorbijtrekkend publiek, maar het lukte haar toch om steeds meer mensen vast te houden met haar bijzonder fraaie zang.

Op de stembanden van Rachel Sermanni lijken zich ijskristallen op te houden vergelijkbaar met andere Noordelijke sirenen als Ane Brun en Emiliana Torrini. Haar dictie en timbre versterken deze indruk. Ook lijkt de relatieve koelte van Catherine Feeny met regelmaat vaardig over haar te worden. Akoestische gitaar, piano, viool en Chinese fluit bepalen het beeld in intrigrerende opener Waltz waarin Sermanni nog het nodige achter de kiezen lijkt te houden. Het ultra korte Little Prayer legt lijntjes naar het vroege, en enigszins naieve werk, van Ane Brun. Afsluiter In The Hollow neemt ruim de tijd om het verhaal van de inmiddels iets zelfverzekerder danser uit het openingsnummer te vertellen waarbij Sermanni van begin tot eind weet te boeien.

Het losjes klinkende en jazzy Pablo’s City stelt Sermanni in staat om ook vocaal helemaal los te gaan. Haar uitwaaierende stem roept in al haar passie en intensiteit plots herinneringen op aan Mary Margaret O’Hara. Ook zou zij weg hebben geweten met desolate pareltjes als “Tonight I dreamt the lust out of my blood. If  clenched limbs around another. It didn’t free my spirit . It couldn’t help me weep. I just needed rid of needing”. 

Het leven beleven alsof je alles voor het eerst ziet, met dergelijke onbevangenheid weet
Rachel Sermanni op dit kostbare kleinnood  een onuitwisbare indruk  te maken. Wat een talent!

The Bothy Session is in beperkte oplage uitgebracht en wordt gesigneerd aangeleverd. Mijn kopie is voorzien van het nummer 611/750. Wees er snel bij, op is op (inmiddels is deze e.p. niet langer verkrijgbaar).


Hans Jansen.

Websitehttp://www.rachelsermanni.net/
Releasedatum, augustus 2011.