"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

woensdag 23 november 2011

Josienne Clarke, One Light Is Gone.


Josienne Clarke, One Light Is Gone.

Het gebeurt zelden, muziek die bij eerste beluistering de adem stokt. Zit en luister. Josienne Clarke, acoustic folk artist aldus haar visitekaartje. Clarke is afkomstig uit Sussex, zij leert gitaar spelen van haar vader. Haar stem is klassiek geschoold, krachtig, hoog en zuiver. Het moet geweldig zijn: zo jong en over zoveel talent te beschikken. Josienne maakt momenteel furore in de huidige Londense folk scene. Zij grijpt terug naar het Britse folkgeluid van eind jaren zestig, begin jaren zeventig van illustere voorgangsters als Shelagh McDonald, Anne Briggs en Sandy Denny. Josienne weet dit geluid zeer overtuigend naar onze tijd te vertalen. Clarke wordt hierbij ondersteund door gitarist Ben Walker spelend in de traditie van o.a. Bert Jansch en Martin Simpson en tevens verantwoordelijk voor de bijzonder fraaie arrangementen. Het album heeft een kristalheldere productie waarbij stem en gitaar centraal in het geluidsbeeld geplaatst zijn. Cello, viool en staande bas spelen een vooraanstaande rol naast incidentele drums en piano.

Clarke opent haar album met The Birds, een ballade vol verlangen en badend in een schitterend strijkersarrangement. Wat een manier om je album te openen. Verdere verstilling volgt meteen in Midnight Moon. Walker’s akoestische gitaar schittert hier maar ook elders werkelijk van begin tot eind. Hij roept met zijn spel werelden op zonder zijn fabuleuze talent overdadig te etaleren. De titelsong One Light Is Gone is strikt voor stem en akoestische gitaar gereserveerd. Het resultaat lijkt bestemd om de tand van de tijd te doorstaan.

De melancholische schoonheid van het hemelse Out To Sea zou thematisch niet misstaan op June Tabor’s meest recente album Ashore. De donkere themathiek van het gehele album doet mijn gedachten tevens uitgaan naar Annemarieke Coenders’ debuutalbum Go. Al dit hartzeer en doorwaakte nachten worden regelmatig onderbroken door bedrieglijk opgewekt aandoende songs als All My Truth, On The Ropes en Die Trying.

Het album nadert zijn einde met het berustende en verdrietige An End, laat een subtiele elektrische gitaar horen in Done en laat de luisteraar vervolgens verweesd achter met het intens bitterzoete A Troubled Win. Nog eenmaal in glorieuze pracht badend en vervolgens stilte, weldadig pijnlijke stilte.


Hans Jansen.

Website http://www.josienneclarke.co.uk/
Releasedatum, 1 november 2010, Hatfish Music Ltd.

 

 

donderdag 3 november 2011

John Doyle, Shadow and Light


Deze Ierse Amerikaan maakte in het grijze verleden deel uit van post-punk band Magazine en legde jaren later de fundamenten voor de grensoverschrijdende folkband Solas. Recentelijk zwaaide hij de scepter in de band van Joan Baez en sleepte een Grammy Award binnen met zijn project Doubleplay. Een samenwerking met violiste Liz Carroll. Vorig jaar verscheen het album Exiles In Return en samen met Caren Kasey geconcipieerd. Verder is hij actief als producer en ook terug te vinden op illustere albums van bijvoorbeeld Heidi Talbot, Kate Rusby en Linda Thompson. Dit jaar maakt hij met Shadow and Light zijn derde soloalbum. Zijn naam is John Doyle. Doyle laat zich op zijn nieuwste album bijstaan door o.a. Tim O’Brien op mandoline, Alison Brown op banjo en Kenny Malone op allerhande percussie. Stuart Duncon speelt de fiddle, Todd Phillips op voorbeeldige basgitaar en accordeon, John Williams op fiddle en accordeon.

Opener Clear The Way is een rijk geïnstrumenteerd up-tempo stuk en behandelt de wederwaardigheden van The Irish Brigade in de Amerikaanse burgeroorlog waarbij Doyle dichtbij vergelijkbaar werk van Richard Shindell uitkomt. Thematisch sluit Doyle met Farewell To All That even verderop weer aan bij het oorlogsthema. Hier vertelt John van de Ierse soldaten in de eerste wereldoorlog en gepaaid door de perfide Engelse regering met de belofte van meer toekomstig zelfbeschikkingrecht. Bij terugkomst uit de grote oorlog werd men echter niet zeldzaam door de eigen bevolking als verrader van de goede zaak weggezet.

Dat Doyle een bovengemiddeld begenadigd gitarist is werd mij bij de eerste beluistering van dit album meteen duidelijk. Nergens etaleert hij zijn kunnen maar speelt steeds in dienst van het uiteindelijke resultaat zodat ik het gevoel overhoud dat hij tot nog meer in staat mag worden geacht. Shadow and Light kent twee langere instrumentale stukken Killoran’s Church/Swedishish en Tribute to Donal Ward/The Carrachman getiteld. Doyle laat zijn gitaar en bouzouki beide malen in het eerste gedeelte ingetogen klinken waarna het tweede deel van de instrumentale stukken door de gehele begeleidingsband ingekleurd worden.

Dat Doyle ook vrijwel in zijn eentje buitengemeen boeit is te horen in The Arabic waarin hij bezingt hoe zijn over-overgrootvader Martin in 1916 de oversteek naar de Verenigde Staten waagt om zich aldaar bij zijn broer te voegen. Martin stapt aan boord van S.S. Arabic waarna de Duitsers het schip ontdekken en torpederen waarbij 44 mensen een zeemansgraf vinden. Martin overleeft wonderwel. Doyle gaat op dezelfde voet voort met het ingetogen Wheel Of Fortune, wat mij betreft één van de hoogtepunten van Shadow and Light. Wat zal de toekomst de door hartzeer geplaagde goudzoeker brengen in Dawson City? Doyle roept hier met zijn iets hoger ingezette stem herinneringen op aan Bruce Cockburn in zijn jonge jaren.

Met traditional Bound for Botany Bay eert Doyle de dit jaar helaas overleden Mike Waterson. Hier wordt het verhaal van de naar Australië gedeporteerde gevange vertelt met behulp van enkele gitaren en een fraai zoemende bas. Voor zijn dochter legt Doyle het tedere en fijngevoelige Little Sparrow vast. Het thema alcoholmisbruik komt treffend aan de orde in Bitter Brew. Alles wat rest is een lege fles, dromen van een zacht bed en “a black and bitter brew”

Verhalenverteller Doyle sluit Shadow and Light af met zijn droomduiding Selkie. Dit mythische fabeldier duikt niet zelden op als half zeehond en half mens. Voor het eerst is een zacht wiegende en bescheiden electrische gitaar te horen waarna John Doyle de luisteraar in stilte achterlaat.


Hans Jansen

Website http://www.johndoylemusic.com/
Releasedatum, 17 oktober 2011 Compass

 

 

 

 

 

 

 

zaterdag 15 oktober 2011

Kirsty Bromley, Sweet Nightingale e.p.


Kirsty Bromley, Sweet Nightingale e.p.
 
“Wat moet het geweldig zijn: zo jong en over zoveel talent te kunnen beschikken” verzuchtte ik vorig jaar bij het debuut van Josienne Clarke. Diezelfde verzuchting slaakte ik onlangs bij mijn eerste kennismaking met het werk van Kirsty Bromley. Kirsty is 22 lentes jong, speelt trompet, danst, onderwijst en zingt ondanks enige beginners nervositeit de sterren van de hemel.

Kirsty woont in de buurt van Sheffield en maakt deel uit van de bloeiende folk-scene aldaar. Om in haar levensonderhoud te voorzien past ze overdag als rondreizende nanny op de kinderen van o.a. Eliza Carthy met wie zij ook samenwerkte. Onlangs deelde zij nog het podium met Martin Simpson.
Het afgelopen najaar legde Kirsty haar debuut e.p. Sweet Nightingale getiteld vast. Zij laat zich hierop bijstaan door Simon Dumpleton op accordeon en piano, Oli Matthews op sopraan saxofoon en melodeon, Phillipe Barens op gitaar en fluit. Vergezeld van Kirsty’s trompet en zang levert dit zowel een organisch als avontuurlijk geluid op.

 Op Sweet Nightingale laat Kirsty drie volledig gearrangeerde covers horen die haar om persoonlijke redenen aanspreken en waarmee ze voldoende binding ervaart om haar hart in te leggen. Deze worden vergezeld van twee traditionals welke zij a-capella uitvoert. Het gaat hier om The Trees They Do Grow High en titelsong Sweet Nightingale beiden vorig jaar ook al vlekkeloos gebracht door Jackie Oates op het album Saturnine. Kirsty trekt beide stukken geheel naar zich toe en weet van begin tot eind ongemeen te boeien.

Sweet Nightingale opent met het kleurrijke Crow On The Cradle (Sydney Carter). Hier toont de band zich in optima forma. Sopraan sax en accordion buitelen gedreven over elkaar. De medley Roll You Sweet Rain/ Down (Kate Fagan/ Phillipe Barnes & Tim Cottorell),  geïntroduceerd door fluit en verder gedragen door piano en accordeon, beschikt over een werkelijk beeldschone melodie. Een dun lijntje gitaar en accordeon onderstreept afsluiter Singing Through The Hardtimes (Utah Phillips) waarbij fraaie samenzang iedereen een hart onder de riem steekt die dit in getroubleerde tijden nodig heeft.

Met Sweet Nightingale van Kirsty Bromley ontspruit een nieuwe loot aan de Britse folk stam. Het moet geweldig zijn: zo jong en zoveel talent.


Hans Jansen

Website, http://www.kirstybromley.com/
Releasedatum, 25 november 2011, Self Release

vrijdag 14 oktober 2011

Sarah Siskind, Novel.


Sarah Siskind, Novel.
 
Een aantal jaren geleden ontdekte ik de stem en muziek van Sarah Siskind. Sarah groeit op in North Carolina met een dieet van bluegrass, gospel, muziek uit het Appalachen gebergte en klassieke muziek. In 2001 debuteert zij met het album Covered, in tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden exclusief bevolkt met eigen werk. Zangeres Jennifer Kimball en gitarist Bill Frisell zijn prominente gasten op dit zeer overtuigende debuut. Na 5 jaar duikt Siskind weer op met haar tweede album bestaande uit twee e.p.'s, Studio/ Living Room getiteld. Alison Krauss covert Simple Love waarna Bon Iver enkele jaren later live hetzelfde zal doen met Lovin's for Fools. In 2009 komt Siskind met het album Say It Louder op de proppen, hier valt alles perfect op zijn plaats met hulp van o.a. Julie Lee en Jerry Douglas.
 
Rondom de vocale vermogen van Sarah Siskind wordt soms discussie gevoerd. Sommigen horen beperkingen, ze zou met enige regelmaat haar stembanden teveel “knijpen”. Als liefhebber van Siskinds werk ervaar ik deze discussie als het bekende glas dat als halfleeg dan wel als halfvol mag worden beschouwd. Sterker mijn beker loopt over wanneer Sarah haar stem ingetogen laat klinken en dan weer rauw en intens. Soms duwend, trekkend en sleurend aan de woorden, dan weer majestueus en soeverein. Ik hoor geen beperkingen, ik hoor een vrouw die gepassioneerd vechtend haar mogelijkheden en talent op het scherpst van de snede inzet.
 
Siskind vertrouwde in het recente verleden op de bijdragen van bovengenoemde illustere namen. Haar nieuwste album Novel getiteld is een vrijwel geheel solistische onderneming.
In de zomer van 2010 trok Sarah zich in de de bergen van Colorado terug voor een aantal optredens en workshops. In deze zelfverkozen eenzaamheid kwam het creatieve proces in een stroomversnelling terecht en resulteert hier in een album geinspireerd door “the human connection, solitude, grace, family and everything in between”. Eenmaal thuis legt Siskind het materiaal definitief vast waarbij zij gitaar, piano, bas, drums en percussie voor haar rekening neemt evenals de productie van het album. Er zijn incidentele vocale gastoptredens van Ari Hest, Julie Lee en Elizabeth Foster.
 
In vergelijking met het voorgaande album Say It Louder lijkt Sarah voor relatieve eenvoud te kiezen. De algehele opzet van het materiaal klinkt opener, ze stoeit met nieuwe structuren waarbij de  nadruk nog meer op haar weergaloze stem komt te liggen. Siskind opent met het elegante en uitgewogen Yellow and Blue. Ze bezingt het verlangen zichzelf te willen verliezen in een nieuwe en vervreemdende wereld waarbij ze tevens de indruk wekt zich in een onthechte staat te bevinden. Het emotionele titelstuk Novel roept een brok in de keel op en beschrijft het verlangen de onbereikbare ander welhaast te kunnen lezen en begrijpen als een boek of een toneelstuk.
Menselijke relaties laten zich echter niet dwingen zoals het weerbarstige Take Me laat horen.
Gepassioneerd voegt Siskind de ander haar gevoelens toe in Feeling For You. Desnoods doe ik de deur op slot en laat je nooit meer gaan, zingt ze met.. die stem.. die stem.
 
Een volgend hoogtepunt is de pianoballade Crying On A Plain waarbij de emoties opnieuw de vrije teugels krijgen. Dat je ook domweg teveel om de ander kan geven laat Nowhere In The Middle treffend horen met percussieve inzet van zoutvaatjes, rijst en ontbijtgranen. Dat Siskind over de nodige soul beschikt wist ik al, het zoekende en verbeten klinkende Rescue You laat het nogmaals horen evenals de als gospel gebrachte traditional Didn’t It Rain. Op de honderdste geboortedag van Mahalia Jackson stelt Siskind deze track voor liefhebbers gratis ter beschikking op haar site, een regelrecht eerbetoon.
 
Met Novel brengt Sarah Siskind een volgend diep emotioneel en betekenisvol album.
Voor hen die open staan voor deze ware tour de force, een openbaring!
 
Hans Jansen
 
Releasedatum 27 september 2011 Red Request Records
 

donderdag 13 oktober 2011

Catie Curtis, Stretched Limousine On Fire.

Een heuse folk revival overspoelde het noordoosten van Noord Amerika in de jaren negentig. Lieden als Shawn Colvin, John Gorka, Lucy Kaplansky, Dar Williams en Richard Shindell bouwden dankbaar voort op de fundamenten gelegd door de successen van o.a. Suzanne Vega en Tracy Chapman. Blijkbaar was er weer een grote behoefte aan echte emoties en echte liedjes tussen de alomtegenwoordige stadionacts.

Na in 1989 eerst een cassette met eigen werk het licht te hebben laten zien debuteert de uit Boston afkomstige Catie Curtis twee jaar later met From Years To Hours. Intelligente folk-pop waarin haar warme en duidelijk articulerende stem de toon aangeeft. Catie zingt hierbij veelal gracieus om de woorden heen waardoor zij welhaast een tweede melodie tevoorschijn tovert. Haar catalogus bestaat uit een wonderlijk samenhangend en stabiel oeuvre waarbij experimenten, anders dan bijvoorbeeld collega Kris Delmhorst, doorgaans geschuwd worden. Curtis overtreft zichzelf met het in 1999 verschijnende A Crash Course In Roses. Hier rijgen hoogtepunten zich moeiteloos aan elkaar in een glasheldere productie van Ben Wisch (Jonatha Brooke, Mark Cohn, David Wilcox). In Nederland scoort Catie zelfs een kleine hit met What’s The Matter waarna de aandacht van het grote publiek verslapt. De afgelopen jaren maakt Curtis albums waarop de popmuziek naar mijn smaak net iets teveel over de folk domineert. Elk album kent echter steevast meerdere songs die aankoop rechtvaardigen. In 2009 vat zij haar oeuvre samen op het geheel akoestische Hello Stranger met gasten Darrell Scott en Mary Gauthier.

Een nieuwe fase lijkt nu aangebroken te zijn met Catie’s nieuwste album Stretched Limousine On Fire. In een warme productie van Lorne Entress (Lori McKenna, Mark Erelli, Alastair Moock) spreekt Curtis tot de luisteraar. Haar band bestaat uit o.a. bassiste Jennifer Condos en drummer Jay Bellerose afkomstig uit Ray Lamontagne’s Pariah Dogs en kent verder mooi ingetogen (slide) gitaarspel van Thomas Juliano, toetsen van Kate Wolf en achtergrondvocalen van Lisa Loeb.
Sinds enkele jaren is Catie getrouwd en moeder van twee kinderen. Het (familie) leven en de liefde bezingt deze zichtbaar goed in haar vel stekende psychologe hier met veel inlevingsgevoel voorbeeldig. Voor de luisteraar die hierbij zijn wenkbrauwen denkt te moeten fronsen zij gezegd dat het “same sex marriage” in de V.S. weliswaar wettelijk vastgelegd is maar tegelijkertijd moeizame acceptatie kent. In die zin versta ik haar teksten ook als een viering van deze recentelijk verworven positie.

Stretched Limousine On Fire opent met het koesteren van jeugdherinneringen en familiebanden in Let It Last waarbij Mary Chapin Carpenter de achtergrondvocalen verzorgd.  Het van fijnzinnige gitaaraccenten voorziene Highway de Sol bezweert duiveltjes. Duiveltjes die vaak op onverwachte momenten in het achterhoofd opduiken en ons doen twijfelen aan de schijnbare zekerheid van de liefde. In pianoballade Riverwide bezingt Curtis de overgang van adolescent naar volwassene. Wat brengt het leven mij wanneer ik eenmaal die rivier oversteek? Hoogtepunt vormt wat mij betreft het verdrietige en machteloze After Hours.
Verwondering over het vinden van de ander en het bezegelen van de liefde door het huwelijk is het onderwerp van I Do. De twijfel knaagt echter aan diezelfde verwondering in Wedding Band, garanties bestaan niet in leven en liefde. Melodieën “warm as whiskey” serveert Catie in het up-tempo Shadowbird en titelnummer Stretched Limousine On Fire om even later los te barsten in het heerlijk naïeve Another Day. Pluk de dag is het credo in een song die klinkt als de vroege Talking Heads. Curtis sluit af met Hearts and Seeds, “All our tears fall like rain on seeds”. De mens en zijn eigen sterfelijkheid. Zet geen bloemen op mijn graf. Ik ben daar niet,  maar ooit zullen we elkaar weer ontmoeten. Voor een romanticus als ik balsem op de ziel die het leven dragelijk maakt.

Met Stretched Limousine On Fire keert Catie Curtis terug naar de vorm en inhoud van haar allerbeste werk en is te beschouwen als een hoogtepunt in haar carrière.

Hans Jansen.

Releasedatum, 3 october 2011 Compass Records.

 

 

woensdag 5 oktober 2011

June Tabor & Oysterband: Ragged Kingdom.


June Tabor & Oysterband:  Ragged Kingdom.

 June Tabor, grande dame van de Engelse folk, behoeft amper introductie. Nog dit jaar bracht zij haar laatste solo album Ashore getiteld  uit. Een welhaast klassiek getoonzette auditieve ervaring van jewelste die eerlijk gezegd toch ook enige frivoliteit ontbrak. Over frivoliteit en vooral dynamiek valt op het samen met folk-rockers Oysterband geconcipieerde  Ragged Kingdom in het geheel niet te klagen. Het betreft hier een vervolg op het ruim 21 jaar geleden samen uitgebrachte en wisselvallige Freedom and Rain.

 Tabor & Oysterband lijken op Ragged Kingdom her en der regelrecht terug te grijpen op de donkere en broeierige energie van de post-punk eind jaren zeventig en begin jaren tachtig vorige eeuw. Legendarische vaandeldragers Joy Division vertolkten exemplarisch de kilte van de koude oorlog op zijn hoogtepunt en de Europese economie tegelijkertijd op zijn dieptepunt. Love Will  Tear Us Apart wordt hier met veel respect voor het origineel vastgelegd. Volksmuziek uit de 20e eeuw inderdaad. Ook P.J. Harvey’s That Was My Veil en traditional Judas (Was A Redhead Man) kennen de klankkleur uit diezelfde tijd. Stuwende donkere bastonen vergezellen de rollende en roffelende drums alsof Martin Hannett voor de productie tekende. Ragfijne akoestische snaarinstrumenten liggen hier als verfijnd brokaat op het donkerpaarse fluweel. 

 Naast deze stemmingsvolle donkerte is er ruim plaats voor traditionals als Bonny Bunch Of Roses voorzien van een intro die in een spaghetti-western niet misstaan had. Samen met Oysterband’s John Jones duetteert Tabor in het energieke Son David afkomstig uit de Scandinavische/ Amerikaanse traditie en het uit diezelfde windstreken afkomstige If My Love Loves Me. Uitgebracht op single zou dit in een ideale wereld zomaar een alternatieve radio hit zijn.

Rustpunten zijn o.a. het geheel vocale (When I Was No But) Sweet Sixteen en Shel Silversteins over de Amerikaanse burgeroorlog handelende The Hills Of Shiloh. De grote bard Dylan wordt hier geëerd met een  davererende versie van zijn Seven Curses. Afsluiter is het overbekende The Dark End Of The Street, soul en folk in optima forma.

Folk-rock met tonen van post-punk verlenen Ragged Kingdom de nodige glans. Onweerstaanbaar  voor vleermuizen en folkies van toen en nu.


Hans Jansen.

Releasedatum 19 september 2011, Topic Records

Joy Kills Sorrow, This Unknown Science.


Joy Kills Sorrow, This Unknown Science.

“Emma Beaton, een naam om te onthouden” schreef ik enkele jaren geleden bij het uitkomen van Darkness Sure Becomes This City het eerste album van Joy Kills Sorrow in de nieuwe samenstelling. Lentefrisse en enigszins naïef getoonzette Americana voorzien van een fikse scheut blue-grass. Min of meer vergelijkbare bands als Crooked Still, The Greencards maar ook Uncle Earl vissen in dezelfde vijver.

Onlangs leverde Joy Kills Sorrow het nieuwe album This Unkown Science getiteld af. Opvallend is dat Emma Beaton hier nog meer ruimte aan haar bandleden geeft. Virtuositeit op o.a. mandoline, gitaar, bas, piano, orgel en banjo worden niet zozeer geëtaleerd maar immer in dienst gesteld van het eindresulaat. Beaton schrijft mee aan de parelende opener Reservations maar laat het leeuwendeel over aan tweede vrouw Bridget Kearny waardoor zij zich nog meer op zang en cello kan concentreren.

Betrof het vorige album een verzameling ongecompliceerde vrolijkheid nu lijkt een iets donkerder toon te worden aangeslagen. This Unkown Science verhaalt van romantiek en elkaar het hof maken maar ook van misverstanden in relaties en de menselijke sterfelijkheid. Gelukkig vergeet men hierbij niet de lichte toets waarbij de geneugtes van bijvoorbeeld sex en sigaretten maar ook de belofte steeds alle troep op te ruimen indien eenmaal volwassen een plek onder de zon krijgt. Opvallend aan This Unkown Science is verder dat Beaton hoorbaar vaker met haar stem varieërt, ditmaal  variërend van vol en gepassioneerd naar soms schel en dan weer naar uiterste intimiteit. Haar cello levert her en der ronkende en bonkende streken aan en samen met de alom tegenwoordige en goed geplaatste koortjes lonkend naar regelrechte indie-rock. Je zou haast gaan verlangen naar een Joy Kills Sorrow covers –album gevuld met het werk van o.a. Radiohead en Arcade Fire. Experimenteren met het eigen geluid en hierbij de grenzen verkennen en oprekken was overduidelijk de inzet in een warme productie van Sam Kassirer (o.a. Josh Ritter, David Wax Museum en Kris Delmhorst)

Hoogtepunten van dit bijzonder geslaagde album zijn wat mij betreft het vrolijk plukkende maar ook stemmige Jason en het maar net op de baan gehouden New Man waarbij Beaton haar stembanden eens flink op rekt. Even later neemt Beaton gas terug op het intieme en hees fluisterend gezongen Somewhere Over the Ocean en When I Grow Up. Loepzuivere pure passie en gedrevenheid is in het direct aansprekende en overtuigende Eli te beluisteren. Dit mag onmiddelijk mee op de iPod naar dat onbewoonde eiland en is één van de absoluut mooiste songs die ik dit jaar hoorde.

Joy Kills Sorrow koos met This Unknown Science voor een gedurfde nieuwe aanpak met als resultaat een boeiend en avontuurlijk album gevuld met een mix van pop, rock, folk en jazz. Ongekend inderdaad.

Hans Jansen

Releasedatum, 13 september 2011 Signature Sounds

 


 

donderdag 29 september 2011

Martin Simpson: Purpose + Grace.

Martin Simpson: Purpose + Grace.

Terwijl voor één van ons (Hans) de in september 2011 verschenen cd Purpose + Grace de eerste kennismaking met het werk van Martin Simpson was, had de ander (John) al twee dozijn platen van deze meesterlijke Engelse gitarist in de kast staan. Dat verschil in achtergrond leidt onvermijdelijk tot een verschil in benadering en appreciatie van het gebodene, maar heel snel bleek dat deze meerstemmige review toch tot een opvallend eensgezinde lofzang zou leiden. Laten we het er op houden dat de oorzaak niet ligt in het feit dat beiden een onberispelijke smaak hebben waar het de Britse folk betreft maar gewoon in het feit dat Simpson met deze plaat een wonderschoon meesterwerkje heeft afgeleverd dat iedereen met oren aan zijn hoofd in opperste vervoering weet te brengen.

Martin Simpson kreeg enige bekendheid tegen het eind van de jaren zeventig door zijn optredens met folk-bands als Steeleye Span en de Albion Band, maar vooral door zijn samenwerking met June Tabor, die toen zelf aan het begin van een imposante carrière stond. Zijn fraaie gitaarwerk oogstte veel lof, maar zijn solocarrière kwam aanvankelijk moeilijk van de grond. In de jaren negentig kwam daar verandering in door een serie uitstekende solo-platen, waaronder A Closer Walk With Thee, Smoke & Mirrors en een sublieme live-cd.

Zijn capaciteiten als gitarist zijn onmiskenbaar, waarbij zijn vermogen om die technische kwaliteiten volledig ten dienste van het ten uitvoer gebrachte lied te stellen hem tot een ideale begeleider maken. Mede door zijn verhuizing naar de Verenigde Staten in de jaren tachtig verbreedt hij zijn muzikale gezichtsveld, een ontwikkeling die duidelijk geïllustreerd wordt door Cool & Unusual uit 1997. Tegelijk met die muzikale verbreding ontwikkelt hij zijn capaciteiten als liedjesschrijver steeds verder en dat leidt in het nieuwe millennium tot een reeks bijzonder fraaie albums, culminerend in Prodigal Son in 2007.

 In het licht van de geschetste ontwikkeling zou je Purpose + Grace als een stapje terug kunnen zien. Het album bevat slechts twee Simpson originals en het zijn geen showcases voor zijn immer groeiend songschrijverschap. Wat niet wil zeggen dat de songs niet de moeite waard zijn, want Banjo Bill is ‘mountain music from Kentucky’ in optima forma en Don’t Put Your Banjo In the Shed, Mr. Waterson, een compact instrumentaaltje met alleen banjo, is een olijke knipoog naar de tijdens de afronding van dit Simpson-project helaas overleden Britse folk-legende Mike Waterson.

Voor dit project stelde Simpson zichzelf de vraag: “Met wie werkte ik de afgelopen jaren het allerliefste en beste samen?” en het resultaat is een rijk geschakeerde ode aan zijn roots. Een stoet aan hedendaagse Britse folkartiesten van naam en faam trekt aan de luisteraar voorbij. De aftrap in de vorm van de gedreven gebrachte traditional The Sheffield Apprentice maakt de intentie meteen duidelijk: naast de banjo van Martin horen we de fiddle van Jon Boden, de accordeon van Andy Cutting en ook de gitaar van Richard Thompson. Meester-accordeonist Cutting is bijna alomtegenwoordig op de plaat en plaatst in menig lied prachtige subtiele accenten. Thompson biedt in een drietal songs fraai tegenspel aan de andere meestergitarist en zijn opmerking in een interview naar aanleiding van dit album dat Simpson’s gitaarspel met het jaar nòg beter wordt mag als een compliment van jewelste gezien worden.

Na deze opener neemt Simpson gas terug met de solo gebrachte traditional/gitaarballade Bold General Wolfe. Beide songs vormen de kamerbrede rode loper naar één van de absolute hoogtepunten, Brothers Under The Bridge. Dit is Springsteens verhaal van de ervaringen van Vietnam-veteranen in de jaren zeventig in de Amerikaanse samenleving. Simpson deed verschillende pogingen deze zelf onder woorden te brengen, maar realiseerde zich dat Bruce Springsteen dit reeds in deze als novelle vermomde song vastlegde. Wie de song ook van Springsteen zelf wil horen: hij is te vinden op de derde cd van de box-set Tracks.

Nog meer bewijs dat Simpson al lang niet meer beschouwd mag worden als ‘nog zo’n Britse folkie’ volgt. We zakken af naar New Orleans om verrast te worden met cajun, zydeco en rumba in het uitbundige en aanstekelijke Little Liza Jane. De prachtige ballades Brother Can You Spare Me A Dime en Jamie Foyers volgen, waarbij Simpson in die laatstgenoemde song de vocalen van de markante Dick Gaughan met graagte naast zich duldt. Het doet meteen verlangen naar nieuw werk van deze Schotse bard, wiens jongste cd alweer vijf jaar oud is.

Ruim anderhalve minuut schitterende slidegitaar opent de traditional In The Pines, alsof Ry Cooder het bal opent op deze heel bijzondere vertolking van deze klassieker. Verder eist Andy Cutting een hoofdrol op met zijn accordeonspel. Ook Strange Affair, één van de meest memorabele songs van Richard Thompson, vindt een plek op Purpose + Grace en wordt gedragen door de intense vocalen van June Tabor. Beiden brachten dit al eens op A Cut Above, een album uit 1980 waarbij June Tabor de credits deelde met Martin Simpson. Hier heeft de tijd hoorbaar zijn werk gedaan. Tabor’s stem klinkt doorleefd en van een fraaie laag patina voorzien op haar koperen stem, waardoor deze uitvoering op gelijke hoogte mag vertoeven als het origineel.

Naast de grande dame van de Britse folk schittert ook een nieuwe naam in de Britse folk, die van Fay Hield, op het album. Zij laat in het bijzonder sfeervolle Bad Girl’s Lament horen dat zij niet voor niets de eerste artiest in tien jaren was die voor het Topic label een contract binnen mocht slepen. Wat een voortreffelijk gebrachte jammerklacht!  Afsluiter Lakes Of Ponchertrain brengt ons nogmaals diep in het zuiden van Noord-Amerika. Will Pound bespeelt zijn harmonica alsof de duvel en zijn oude moer hem op de hielen zitten en B.J. Cole zorgt met zijn pedal steel, zoals op meerdere nummers van dit album, voor een fraaie extra laag.

We hebben de laatste tijd enkele prachtige Britse folk-projecten mogen beluisteren, zoals The Darwin Song Project van 2010 en The Cecil Sharpe Project van dit jaar. In zekere zin mag je Purpose + Grace ook als een dergelijk project zien en minder als een regulier Martin Simpson-album. Een ideale samenvatting van Simpson’s niet geringe kunnen, dat tegelijkertijd de balans van de afgelopen 35 jaar op lijkt te maken. Een echte topplaat die werkelijk alles heeft: afwisselend, vrolijk, ontroerend, uitbundig, feestelijk, ingetogen. Kippenvel dus. En dan maakt het niet uit of je met deze plaat Simpson leert kennen of dat het een nieuwe parel in je (bijna) complete Simpson-collectie is.


John Smits en Hans Jansen.

Website, http://www.martinsimpson.com/
Releasedatum, 5 september 2011, Topic Records.
 

woensdag 28 september 2011

Jackie Oates, Saturnine.


Voormalig lid van Rachel Unthank and the Winterset Jackie Oates presenteert met Saturnine haar vierde album. Oates, folk diva en fiddle speelster van formaat, mag wat mij betreft als één van de pijlers van de huidige Britse folk scene worden beschouwd. Haar voorlaatste album Hyperboreans stamt alweer uit 2009. Wegens een iets te geëxalteerde voordracht liet ik dit album toen links liggen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat mijn oren toentertijd ook nog onvoldoende naar Britse folk stonden. Een gebrek dat ik inmiddels meer dan goed heb gemaakt. Haar betekenisvolle rol op het schitterende Cecil Sharp Project van september j.l. zette mij definitief op het spoor van Oates. De zeer persoonlijke vocale voordracht en haar melancholieke vioolspel kruipen onder de huid om vervolgens niet meer los te laten.

Saturnus wordt in de astrologie ook wel als symbool van begrenzing en de angst om die te overschrijden gezien. Oates liet zich hierdoor inspireren: verandering is van alle tijden en biedt naast bedreigingen ook vooral kansen is haar visie. Bij het tot stand komen van Saturnine  in de wintermaanden van 2010 en 2011 trad Oates veelvuldig op in Engelse pubs in Devon en Cornwall. Hier werd het gekozen materiaal verder doorleefd en zich eigen gemaakt in zogenaamde singarounds: met collega’s en vrienden in ongedwongen sfeer musiceren. Bij nadere beluistering van Saturnine valt meteen de overheersende stemmige en ingetogen sfeer op. Hier is overduidelijk gekozen voor een ander contemplatief en organisch geluid. Traditionele ballades, niet zelden gesitueerd in Cornwall, vormen hier de hoofdmoot.

Saturnine opent met de stemmige pianoballade The Sweet Nightingale waarna Oates verderop met Poor Murdered Woman laat horen dat dit slechts een voorproefje van haar kunnen was. Zogenaamde hand bells verhogen de serene sfeer, veel Britser dan hier kan Britse folk niet klinken. Visnetten breiende dames worden bezongen in traditional The Trees They Are So High vergezeld van  Cornish spoken word  waardoor mijn gedachten onwillekeurig uitgaan naar June Tabors laatste album Ashore waar zij een vergelijkbaar resultaat bereikte. Het piano gedreven kwartet wordt afgesloten door IOU geschreven door de mij volstrekt onbekende singer songwriter Paul Metser afkomstig uit Nieuw Zeeland. Accordeon en cello maken het geheel compleet.

Voor uitbundigheid en vrolijkheid is ruimte in het aanstekelijke Marrow Bones hier vergezeld door het vocale gezelschap The Claque. De Finse tango Fin(n)ish(ish) nodigt uit tot de dansvloer,  viola en accordeon zetten de toon. Dat het leven van de noeste arbeider niet altijd over rozen ging is de boodschap van Four Pence A Day waarbij The Claque nogmaals zijn kunsten vertoond. Verder kent Saturnine ingetogen ballades als Scarborough’s Fair Town en de dynamische murder ballad Young Johnson. Speciale vermelding verdient verder Brigg Fair, stormachtige verliefdheid en ach... die prachtige hand bells! Stem, viool en accordeon sluiten Saturnine af in Fortune Turns The Wheel. Na de bekende zeven vette jaren zeven magere jaren? Bedreigingen en… kansen!

Met Saturnine levert Jackie Oates zelfverzekerd en vakkundig haar meest originele en complete album tot nu toe af. Traditionele muziek briljant en verrassend uitgevoerd.

Hans Jansen.

Website, http://www.jackieoates.co.uk/
Releasedatum, 12 september 2011, ECC Records.

 

 

zondag 25 september 2011

Diverse Artiesten, Cecil Sharp Project 2011



Diverse Artiesten, Cecil Sharp Project 2011

Vraag acht artiesten een week lang te logeren in het landelijk gelegen Henley Farmhouse in Shropshire Engeland en reik ter inspiratie een overkoepelend thema aan. Inviteer musici afkomstig van beide kanten van de Atlantische Oceaan en laat het creatieve proces zijn werk doen. Ziehier het recept uitgeschreven door de mensen van het Shrewsbury Folk Festival en in 2009 reeds succesvol toegepast op het DarwinSong Project waarin de grondlegger van de evolutieleer gelauwerd werd. Grootheden als Chris Wood, Krista Detor, Mark Erelli en Karine Polwart gaven toen hier de toon aan. Ditmaal staat music collector Cecil Sharp centraal op het naar hem genoemde Cecil Sharp Project.

Singer songwriter Steve Knightley, folk-diva Jackie Oates, accordeonist Andy Cutting, violiste en zangeres Patsy Reid, Jim Moray en multi-instrumentalist/zangeres Kathryn Roberts geven vanaf de Britse eilanden acte de presence. Noord Amerika is vertegenwoordigd door Leonard Podolak (Dukhs) en Caroline Herring. Cecil Sharp (1859 – 1924) is Engeland’s meest vooraanstaande folk music and dance collector en vrijwel in zijn eentje verantwoordelijk voor de eerste folk-revival aan de overkant van Het Kanaal. Hij verzamelde door de jaren heen ruim 4700 verschillende traditionele folk songs in zowel Engeland als Noord Amerika hierbij geholpen door zijn assistent Maud Karpales. North Carolina, Kentucky, Virginia, Tennessee en West Virginia was zijn Amerikaanse jachtgebied waarbij Sharp van origine Britse folk songs in onvermoede variaties terugvond in Apalachia.

Ter voorbereiding op dit project werd aan de deelnemende artiesten uiteraard enige achtergrondinformatie verstrekt. Tegelijkertijd nam men zich voor op zijn hoogst met ruwe schetsen af te reizen naar Shropshire. Steve Knightley opent het album met het energieke Mining For Songs waarin hij Cecil Sharp en zijn werk meteen goed op de kaart zet: “I seek stories, dances, tunes and words. Rich veins lie in these hills”. Diezelfde gedrevenheid is terug te horen op het aanstekelijke en door hem geschreven en gezongen Aunt Maria. Vrijwel aan het einde van het album weet Knightley diepe indruk te maken met het ingetogen The Ghost of Song waarin Caroline Herring een fraai staaltje namen noemen ten beste geeft en hiermee the ghost of the people Sharp collected songs from te eren.

Jackie Oates overtuigd met de ballade Mother Engeland en het samen met Caroline Herring gebrachte The Lovers Lament, dit is superieure smart. Kathryn Roberts schittert in een medley gekscherend Cecil’s Greatest Hits Vol. 1 getiteld en een uitbundige versie van Child’s Song – Barbara Allen. Leonard Podolak levert een fraaie cover van het overbekende The CooCoo Bird aan naast een hilarische versie van het klapstuk Ol’ Groundhog.

Eerlijk gezegd heb ik het werk van Caroline Herring tot nu toe links laten liggen, na beluistering van haar prominente bijdrage aan het Sharp project lijkt dit toch een verkeerde inschatting te zijn geweest. Hier brengt zij samen met Jackie Oates en Kathryn Roberts het meeslepende Meadows of Dan en hoogtepunt Black Mountain Lullaby. De droeve lotgevallen van de kleine Jeremy Davidson verwoord in een zelfgeschreven murder ballad waarin men vocaal ongekende hoogten bereikt.
Rest mij nog te zeggen dat Andy Cutting op trekzak alomtegenwoordig is evenals Patsy Reid op viool. Samen brengen zij het verzamelde werk “Jeff Sturgeon’s – I Like You, You’re Common – When Lenny Met Andy Met Patsy”. Jim Moray eert Sharp met de Morris dance Dear Kimber en de akoestische gitaarballade Earl Brand.

Cecil Sharp Project 2011 is een rijk gevulde schatkamer en tevens voorzien van een integrale live uitvoering op bijgeleverde dvd.


Hans Jansen.

Releasedatum, 5 september 2011, Shrewsbury Folk Festival.
Website http://www.cecilsharpproject.com/artists.html

vrijdag 2 september 2011

Rachel Sermanni, The Bothy Sessions.


Rachel Sermanni, The Bothy Sessions.

Begin jaren negentig, 1993 om precies te zijn, verschenen de eerste berichten over Jeff Buckley even later gevolgd door de e.p. Live at Sin-E. Mijn vrouw reageerde in eerste instantie wat lacherig “dat het de zoon van de door jou aanbedenTim Buckley is betekend nog niet dat het ook die kwaliteit heeft”. Jeff Buckley bleek echter een revelatie van de eerste orde te zijn die zowel muzikaal als vocaal de grenzen van zijn universum verkende. Sindsdien loopt mijn vrouw weg met o.a. het album Grace.

Waarom deze opening inzake een review van de 19 jarige Schotse jonge bloem Rachel Sermanni? Rachel zal geen beroemde ouders hebben en ook andere vergelijkingen gaan mank. Toch moest ik bij beluistering van haar debuut e.p. The Bothy Sessions met regelmaat ook aan de jonge Buckley denken. Sermanni verkent haar muzikale en vocale mogelijkheden namelijk met graagte en opmerkelijke intensiteit. Of de geschiedenis zich herhaalt staat voorlopig in de sterren geschreven.

Rachel Sermanni was reeds tweemaal te gast in Nederland, zowel Eurosonic als het Naked Song Festival mochten zich in haar belangstelling verheugen. De Schotse nachtegaal met Italiaans bloed stond in Eindhoven volgens berichten in de kleine foyer op te boksen tegen hele stromen voorbijtrekkend publiek, maar het lukte haar toch om steeds meer mensen vast te houden met haar bijzonder fraaie zang.

Op de stembanden van Rachel Sermanni lijken zich ijskristallen op te houden vergelijkbaar met andere Noordelijke sirenen als Ane Brun en Emiliana Torrini. Haar dictie en timbre versterken deze indruk. Ook lijkt de relatieve koelte van Catherine Feeny met regelmaat vaardig over haar te worden. Akoestische gitaar, piano, viool en Chinese fluit bepalen het beeld in intrigrerende opener Waltz waarin Sermanni nog het nodige achter de kiezen lijkt te houden. Het ultra korte Little Prayer legt lijntjes naar het vroege, en enigszins naieve werk, van Ane Brun. Afsluiter In The Hollow neemt ruim de tijd om het verhaal van de inmiddels iets zelfverzekerder danser uit het openingsnummer te vertellen waarbij Sermanni van begin tot eind weet te boeien.

Het losjes klinkende en jazzy Pablo’s City stelt Sermanni in staat om ook vocaal helemaal los te gaan. Haar uitwaaierende stem roept in al haar passie en intensiteit plots herinneringen op aan Mary Margaret O’Hara. Ook zou zij weg hebben geweten met desolate pareltjes als “Tonight I dreamt the lust out of my blood. If  clenched limbs around another. It didn’t free my spirit . It couldn’t help me weep. I just needed rid of needing”. 

Het leven beleven alsof je alles voor het eerst ziet, met dergelijke onbevangenheid weet
Rachel Sermanni op dit kostbare kleinnood  een onuitwisbare indruk  te maken. Wat een talent!

The Bothy Session is in beperkte oplage uitgebracht en wordt gesigneerd aangeleverd. Mijn kopie is voorzien van het nummer 611/750. Wees er snel bij, op is op (inmiddels is deze e.p. niet langer verkrijgbaar).


Hans Jansen.

Websitehttp://www.rachelsermanni.net/
Releasedatum, augustus 2011.
 

donderdag 11 augustus 2011

Lauren Shera, Once I Was A Bird.


Lauren Shera, Once I Was A Bird.

Lauren Shera wekte reeds in 2006 mijn belangstelling met haar debuutalbum In My Bones. Een album vol slepende en gedreven folk die ik ondanks de overduidelijke kwaliteit links liet liggen. Nu haar tweede album Once I Was A Bird uitkomt zal ik niet nogmaals diezelfde fout maken. Het fraaie kartonnen cd doosje vermeldt 2009 als productiejaar. Om onduidelijke redenen bleef het album echter langere tijd op de plank liggen. Nog deze week wordt Once I Was A Bird gepresenteerd in Santa Cruz en mag derhalve als een album uit 2011 beschouwd worden.

Lauren Shera is geïnspireerd door  traditionele Appalachian en Ierse folk evenals door zogenaamde old-time muziek. Haar teksten beschouw ik als meeslepende poëzie, veelal voorzien van een diep emotionele lading en steevast donker getint. Was haar debuutalbum voorzien van relatief eenvoudige arrangementen, op Once I Was A Bird geven rijke akoestische arrangementen de toon aan. Op zijn beste momenten is er sprake van een licht dreigende onderstroom die de luisteraar naar binnen sleurt. Magnetische duisternis vormgegeven door mandoline, ukelele, (alt)viool, cello, banjo, pomp- en pijporgel, trompet, harmonium en contrabas. Hartzeer verpakt in somtijds spookachtige melodieën. Shera beschikt over een stem met een krachtig vibrato die haar werk nog meer betekenis en urgentie geeft. Zowel Abigail Washburn als Kristin Hersh verlenen hier hun diensten, rustieke blue-grass vergezeld door melancholieke indie-folk.

Opener Endless Sea zet de toon met zijn dwingende en eindeloze onderstroom waarin de nog jonge Shera verzucht dat ze zich soms al zou oud voelt en nog zoveel heeft te leren. Sommigen worden als oude ziel geboren. Opvolger The Panic Bell laat iets meer lucht en licht horen alsof de zon plots doorbreekt in een verder donkere hemel. Zomerse vrolijkheid klinkt door in Twine onderstreept door een heerlijke banjo. De perfect uitgewerkte samenzang doet mijn gedachten onwillekeurig naar de McGarrigle Sisters gaan. Titelsong Once I Was A Bird klinkt als een oude plechtstatige folk ballade “Once I was a bird, You were the sky on every side, And I, I tried not to look down, So scared of the ground was I”

In Storyteller lijkt de textuur van het werk van Leonard Cohen door te schijnen, melodie en koortjes versterken deze indruk. Welhaast voorwereldlijke folk wordt de luisteraar deelachtig in Stealth. Gelaagde vocalen versterken het kooreffect in deze aangrijpende smeekbede om verlost te worden van verstikkende banden, verdriet en het gevoel een gevangene van zichzelf te zijn. Het troostrijke In The Darkness heeft genoeg aan onberispelijke zang, gitaar en pijporgel. Op Your Battle wordt nog eenmaal voor de orchestrale aanpak gekozen wordt. Afsluiter Red Paint kiest voor de verstilling van ukelele en viola om de naakte emotie en kwetsbaarheid optimaal tot zijn recht te laten komen.

Once I Was A Bird, delicate soundtrack voor mijn zomer van 2011 die toch liever herfst wilde zijn.


Hans Jansen

Releasedatum juni 2011 Such Small Hands Music
 

zaterdag 2 juli 2011

Lucy Ward, Adelphi Has To Fly


Lucy Ward, Adelphi Has To Fly
De  geblondeerde lokken perfect gekapt vergezeld van zorgvuldig en tevens veelvuldig aangebrachte make-up.  De oppervlakkige observant vermoedt dat deze door Blondie geobserdeerde bakvis debuteert met het zoveelste pop-rock niemendalletje. Zelden confronteerde een beginnend artiest mij zo ongenadig met mijn eigen vooroordelen.
Lucy Ward brengt op haar debuutalbum Adelphi Has To Fly zowel traditionele, en door haarzelf bewerkte, Engelse folksongs als eigen geschreven werk in de traditie geworteld.  Deze 20 jarige jongedame uit Derby is gezegend met een heldere en direct aansprekende zangstem voorzien van een charmant accent. Nadat de pop-rock fascinatie uitgewoedt was en haar ouders een akoestische gitaar voor haar kochten groeide Lucy’s interesse in folk. “Mijn interesse is organisch gegroeid, folk-muziek viel langere tijd exclusief samen met Bob Dylan”. Later begon zij haar eigen liedjes te schrijven en werkte o.a. samen met Dave Swarbrick en Seth Lakeman. Zij is beïnvloed door “pretty much anyone who is able to deliver a song with true passion and sensitivity”.
Bij beluistering van Adelphi Has To Fly valt meteen de volstrekt naturelle productie van Stu Hanna (Megson) op. Nergens is er sprake van overdreven effectbejag op dit klein gehouden album. Hierbij is er ook veel werk gemaakt van de (achtergrond) koortjes. Concertina, gitaar, banjo, bas,  piano en mandoline. Meer heeft dit album verder niet nodig.

Lucy opent het album met de traditional The Fairy Boy, een eenzame piano en ijle trekzak maar vooral  haar eigen stem draagt deze song meteen overtuigend. Wat een manier om je visitekaartje af te geven, kwetsbaar en krachtig tegelijkertijd om zo op je eigen talent te vertrouwen. Het zelfgeschreven Alice In The Bacon Box kan zich probleemloos meten met welke hier gebrachte traditional dan ook. Lucy verhaalt van de in vervlogen tijden door  huurschulden geplaagde Alice. Ook al wordt zij, op straat gezet, aanvankelijk gered door “the kindness of strangers” uiteindelijk kan dit haar niet redden van het armenhuis.

Met de energiek en aanstekelijk gebrachte traditional Maids When You’re Young schroeft Ward het tempo aantrekkelijk op om vervolgens naadloos over te schakelen naar het ingetogen en indringende  Death (Rock Me To Sleep). Lucy baseert zich hier op de aan Anne Boleyn toegeschreven tekst. Boleyn, echtgenoot van Hendrik VIII. Beschuldigd van zowel overspel als incest en wegrottend in The Tower alvorens onthoofd te worden, “I feel my torment so increase that life cannot remain” De ritmisch bespeelde trekzak en banjo bepalen het schitterend opgebouwde The Two Sisters.
Het betwisten van de liefde van de molenaarszoon door beide zusters moet één van hen uiteindelijk met de smartelijke verdrinkingsdood bekopen. Uit haar borstbeen zal een fiddle gemaakt worden... Het drama van liefde en lust door de eeuwen heen ter lering ende vermaeck. Lucy strooit met eigen werk: titelnummer Adelphi een zachte gitaar en banjo gedreven ballade en F For Love ditmaal met piano en al even zacht-hese achtergrondvocalen.

De vorige week overleden Mike Waterson wordt hier geeërd met het a-capella gezongen en hilarische A Stitch In Time. Vrouwlief neemt wraak op haar geweldadige en drankzuchtige echtgenoot. Natuurlijk komen de oude vertrouwde koekenpan en ook de deegroller eraan te pas. Tevens wordt hier een geheel nieuwe betekenis aan de uitdrukking “in het pak genaaid worden” gegeven. Uiteraard heeft dit passende geweld een uitstekend resultaat tot gevolg. Lucy sluit af met het intieme Bricks And Love, soms rest ons na een verbroken relatie inderdaad niets anders dan een hoop stenen die wij ook wel (t)huis noemen en de liefde, ach de liefde...

Middenin de renaissance van de huidige Engelse folk debuteert Lucy Ward met het schitterende en zeer overtuigende Adelphi Has To Fly. Een droomstart!


Hans Jansen.

Website, http://www.lucywardsings.com/
Releasedatum 13 juni 2011 Navigator Records