"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

woensdag 26 december 2012

Jaarlijst 2012.


1.      Julie Murphy -  A Quiet House

2.      Susan McKeown - Belong

3.      Rayna Gellert - Old Light

4.      Fay Hield & The Hurricane Party - Orfeo

5.      Chris Sarjeant - Heirlooms

6.      Kirsty McGee - Contraband

7.      Marry Waterson & Oliver Knight – Hidden

8.      Sarah McQuaid - The Plum Tree and The Rose

9.      Maggie Boyle - Won’t You Come Away

10.  Louise Taylor – Tangerine

11.  Amelia Curran - Spectators

12.  Rachel Sermanni - Under Mountains

13.  Rachel Newton - The Shadowside

14.  Elephant Revival – Its Alive

15.  Bella Hardy - The Black Peak & The White

16.  O’Hooley & Tidow - The Fragile

17.  Garron Frith - Away From The Bright Lights

18.  Patsy Matheson - Stories of Angels and Guitars

19.  Nels Andrews - Scrimshaw

20.  Dave McGraw & Mandy Fer - Seed Of A Pine

 

 

donderdag 6 december 2012

Kirsty McGee, Contraband



Kirsty McGee, Contraband

De uit Noord Engeland afkomstige singer songwriter Kirsty McGee zocht de afgelopen jaren een reizend bestaan. Zij staat inmiddels garant voor vijf albums vol met songs gedrenkt in folk en ook jazz die door haar zelf treffend “hobopop” genoemd wordt. In 2002 sleepte zij met haar debuutalbum Honeysuckle een BBC nominatie in de categorie beste nieuwkomer binnen. McGee heeft met haar fijnzinnige liedjes een trouwe aanhang in het Verenigd Koninkrijk, Europa en Amerika opgebouwd. Vorig jaar was een bijzonder turbulent jaar. Ze kreeg met een reeks van persoonlijke rampen te maken uitmondend in een diepe depressie. McGee was niet langer in staat om te zingen, gitaar te spelen of om liedjes te schrijven. Voor haar herstel reisde zij naar Spanje om zich daar in rustgevende natuur onder te dompelen. Langzamerhand pakte ze haar gitaar weer op waarna zij in een uitbarsting van creativiteit binnen anderhalve week twintig songs schreef. Aangezien haar stem slechts langzamerhand terugkeerde zocht ze de uitdaging in het kleine en fragiele. Juist dit kenmerkt nu haar nieuwe intieme album Contraband. Een verzameling tedere en kwetsbare liedjes waarin subtiele schakeringen om voorrang strijden.

Het is moeilijk om dit uit donkerte voortkomende album adequaat te beschrijven. Duidelijk is dat McGee over de nodige veerkracht beschikt en tegenspoed in muzikale schoonheid weet te transformeren. Het album is in zijn opmerkelijke eerlijkheid niet altijd even gemakkelijk te beluisteren. Daarvoor is de bezongen pijn soms welhaast te onbeschaamd, rauw en intens. Zoals vaker weet de luisteraar zich juist door gedeelde pijn getroost. Op Contraband wordt McGee in de rug gesteund door de zoemende staande bas van Nick Blacka en diverse toetsen van Barkley McKay. Zijzelf levert pure en heldere vocalen aan naast gitaar, fluit en glockenspiel.

Het album opent met Something Going On waaraan Clive Mellor een aanstekelijk jazzy mondharmonica toevoegt. Deze verraderlijk luchtig klinkende song verhaalt van het langzamerhand herstellen van een zojuist verbroken relatie. Zij vervolgt met het pijnlijk verdrietige en mooi gezongen I Burn For You. Verderop bezingt Kirsty met veel inlevingsvermogen de ervaringen van de door Rebecca verlaten man. Dit is één van de hoogtepunten van het album slechts gedragen door een akoestische gitaar. McGee maakt ons deelgenoot van de met veel oog voor details beschreven gevoelens van vertwijfeling, wanhoop, bitterheid en overgave. Op New Bird laat zij zich bijstaan door de vocalen van Carrie Elkin waarna alle kommer en kwel resoluut doorbroken wordt met vrolijk klinkende en swingende jazz-blues Setting Of The Sun.

De van o.a. Karine Polwart bekende Inge Thomson verluchtigt met een klein streepje accordeon het intieme God And The Sparrowherder om even later op de als een traditional klinkende ballade Aberdeen op de voorgrond te treden. Op titelnummer Contraband bezingt McGee overtuigend het zich tegen wil en dank aan de ander vastklampen. Nadat de relatie is gestrand voelen we ons niet zelden regelrecht door de ander bestolen. De al eerder genoemde Carrie Elkin maar ook Danny Schmidt vormen het zacht wiegende koortje. Het album sluit af met magische middernachtelijke jazz. Een eenzame trompet blaast leven in All Things Must Change. Zo graag zou zij zich wensen dat alles bij het oude gebleven was. Blijkbaar kon het niet anders en moest haar hele leven op de schop.

Kirsty McGee laat zich op Contraband horen als een getormenteerd artiest. Deze romanticus hoort een waar kunstenaar die op integere en elegante wijze haar wonden geneest. Daarna rest niets dan bitterzoete berusting.


Hans Jansen

Website http://www.kirstymcgee.com/
Releasedatum, 26 november 2012, Hobopop
 

woensdag 14 november 2012

Susan McKeown, Belong.


Susan McKeown, Belong.

Gedurende heel haar carrière heeft de Iers-Amerikaanse Susan McKeown bruggen gebouwd. Vanaf haar debuutalbum Bones overspande zij muzikale invloeden zowel afkomstig uit haar geboorteland als uit haar nieuw gevonden thuishaven. Niet zelden bracht zij songs zowel in Gaelic als in het Engels. Incidenteel maakte zij een uitstapje naar Jiddisch gezongen werk. Haar voorlaatste album verscheen onder de titel Singing In The Dark. Een album handelend over psychiatrische ziektebeelden en verslavingen in vele verschijningsvormen. Geen duisternis bleek zo veelomvattend en diep zonder dat er ook licht te bekennen was.

Nu twee jaar later brengt Susan McKeown haar nieuwste album Belong. Met de opnames is in juni 2008 al een aanvang genomen. Sinds tien jaar is dit het eerste album geheel bestaand uit eigen werk. Hierbij put zij uit zowel songs die al langer op de plank lagen als uit nieuw geschreven werk. McKeown schreef alle arrangementen en nam tevens de productie ter hand.

In het verleden werkte zij samen met vriendin Natalie Merchant maar ook met Mary Margaret O’Hara en Linda Thompson. In deze rangen hoort zij thuis. Luisteren naar haar huiveringwekkende stem is als een wandeling langs de rand van een vulkaan. Constant weet je je gekoesterd in de warmte en ervaar je de kracht tot in je vezels zonder dat deze tot uitbarsting hoeft te komen om een onuitwisbare indruk te maken.

Op haar nieuwe album diept McKeown thema’s uit waaraan zij al eerder aandacht schonk. Zo worden niet alleen diverse in Amerika gesitueerde ervaringen bezongen maar is er ook aandacht voor het in kaart brengen van intieme details. Deze monden niet zelden uit in het nodige hartzeer. Het album opent met het meeslepende OnThe Bridge To Willamsburg. De eerste klap is een daalder waard. Het betreft een duet met de Ierse singer songwriter Declan O’Rourke gevolgd door The Cure For Me. Hier laat McKeown zich inspireren door Seamus Heaney’s klaagzang voor de Amerikaanse dichter Robert Lowell. Een verraderlijke zeereis staat symbool voor de strijd die een relatie redden moet. Uiteindelijk rest echter niets dan werelden van verschil. Op bijna break-up song Everything Was Good wordt McKeown bijgestaan door de stem van James Maddock ondersteund door o.a. een aanstekelijk klinkende accordeon.

De gracieuze titelsong Belong laat McKeown welhaast op zijn best horen. Ook hier staat alles in dienst van de fraai gelaagde koortjes en vocalen. Op Fallen Angel, een grillige schets hoe demonen uit het verleden je achtervolgen, speelt collega Erin McKeown gitaar. Susan blijkt tevens over een bescheiden jodel beschikken. Het zich bonkig en schonkig voortslepende Lullabye Of Manhattan lijkt vervolgens rechtstreeks afkomstig uit de krochten waar ook Tom Waits domicilie gekozen heeft.

Even verderop bezingt zij in het bezield gebrachte Delph het verontrustende lot van alleenstaande moeders die in hun strijd voor het naakte bestaan steeds verder naar de rand geduwd worden. Het emotionele sluitstuk No Jericho is een hoogtepunt en haakt rechtstreeks naar o.a. Jericho van het al eerder genoemde album Bones.

Na het verpletterende Singing In The Dark omarmt Susan McKeown op Belong haar Amerikaanse wortels zonder die uit haar geboorteland te verloochenen. Na vele omzwervingen lijkt zij eindelijk thuis gekomen in haar nieuwe vaderland. Het resultaat is een over de gehele linie opmerkelijk sterk en overtuigend album.


Hans Jansen.

Website, http://www.susanmckeown.com/
Releasedatum, 13 November 2012, Hibernian Music

woensdag 24 oktober 2012

Rayna Gellert, Old Light.


Rayna Gellert, Old Light.

Hollen of stilstaan, soms lijkt de stroom van releases niet bij te houden, soms lijkt de bron welhaast opgedroogd Soms lijkt niets mijn interesse meer op te wekken waarna ik onlangs dan toch nog binnen hetzelfde uur Rayna Gellerts derde album Old Light aanschafte. Een album dat mij direct in vervoering bracht. Het kan verkeren.

Violiste en zangeres Rayna Gellert, woonachtig in North Carolina, groeide op in een muzikale familie. Haar muzikale achtergrond is ondergedompeld in de plattelandsklanken van stringband, gospel en oude ballads. Van 2003 tot en met 2008 maakte zij deel uit van de veelgeprezen stringband Uncle Earl met wie zij twee albums maakte. Ze vervaardigde tevens twee soloalbums vol met zogenaamde old time muziek waarop haar zo kenmerkende fiddle centraal staat. In het verleden werkte Rayna Gellert samen met o.a. Sara Watkins, Loudon Wainwright, Scott Miller en Abigail Washburn. Beide laatstgenoemden zijn tevens te gast op Old Light evenals vader Dan Gellert.

Op dit derde album neemt Rayna Gellert min of meer afscheid van de old time muziek en stort zij zich op zelfgeschreven muziek vergezeld van een handvol traditionals. Ze houdt hierbij volop het oog op de traditionele muziek uit Noord Amerika. Gellert presenteert haar nieuwe album met de ondertitel Songs From My Childhood & Other Gone Worlds. Zij gaat er hierbij vanuit dat onze huidige maar ook vroegere wereld telkens opnieuw bezongen kan worden. Oude liederen worden nieuwe liederen vice versa, zij echoën ons bestaan.

Gellert neemt op Old Light zelf de voorbeeldige productie ter hand en laat zich bijstaan door rechterhand Nathan Salsburg. Hij neemt samen met haar de arrangementen voor zijn rekening waarnaast hij met zijn gitaarspel het album prominent inkleurt. Gellert neemt uiteraard de fiddle, viola en ook het orgel voor haar rekening naast onderscheidende vocalen met een aangenaam donker randje.

Old Light begint onontkoombaar met Nothing: This is where I must begin zingt Gellert. Zij vraagt zich af wat wij menselijke wezens vertegenwoordigen binnen het onmetelijke universum. Zijn onze herinneringen wel echt van onszelf of slechts een klein elektrisch stroompje? Zetelt het zelf wel echt in ons brein of is dat slechts een verzameling water en weefsel eventueel gevormd door het Opperwezen? De gortdroge percussie van Jamie Dick, banjoaccenten van Dan Gellert en een fluwelen trompet van Kai Wilch springen hierbij in het oor. Via het van onvervuld verlangen verhalende In The Ocean, met zijn kenmerkende en spokende pedal steel van Jon Estes, reist Gellert naar het vervreemde The Platform. De bezongen hoofdpersoon bestudeert zijn foto collectie, zijn vrouw en zijn eigen gezicht op zoek naar iets wat hij herkent. Rayna Gellert heeft zich bij het tot stand komen van Old Light o.a. laten inspireren door het werk van Oliver Sacks.

Op traditional 1845 is een gastrol voor de al eerder genoemde Scott Miller weggelegd waarna Gellert overgaat tot een bijzonder fraaie versie van murder ballad The Cruel Mother. Hoezeer ik de uitvoeringen van bijvoorbeeld June Tabor of Bella Hardy ook waardeer, hier wordt deze murder ballad indringend vastgelegd met zijn krassende fiddle en viola vergezeld van een geheimzinnig klinkend orgel en Moog guitar. Na dit hoogtepunt klinkt het daarop volgende en gemakkelijk weg luisterende The Stars welhaast bevrijdend met zijn rollende piano en gedreven tempo. Gellert daagt de luisteraar vervolgens uit met de vervaarlijk gezongen traditional The Fatal Flower Garden. We waarschuwen elkaar voor van alles en nog wat maar belanden uiteindelijk toch in die streng verboden tuin.

Voordat het album eindigt met afsluiter Lamplighting Time, eenvoudig vormgegeven met vocalen en gitaar, legt Gellert met Fly To Me een tweede hoogtepunt vast. Zelden hoorde ik een lied vol verlangen zo smartelijk gezongen als juist hier. Abigail Washburn draagt in de achtergrondvocalen bij aan de nodige magie waarin de huilende pedal steel meer dan ooit op zijn plaats lijkt.

Met Old Light maakte Rayna Gellert een warm, ontroerend en intiem album. Liefhebbers weten meer dan genoeg.

 
Hans Jansen.

Website, http://raynagellert.com/#6a6/tumblr
Releasedatum, 2 oktober 2012, Story Sound Records.

vrijdag 12 oktober 2012

Marry Waterson & Oliver Knight, Hidden.


Marry Waterson & Oliver Knight, Hidden.

Marry Waterson en Oliver Knight, kinderen van de enkele jaren geleden overleden legendarische Lal Waterson. Het in memoriam concert voor hun moeder in The Royal Albert Hall in 2007 was het startsein voor verdere samenwerking. Dit mondde twee jaar geleden uit in het debuutalbum The Days That Shaped Me. Het zeer afwisselende maar ook intieme album is in zijn geheel als hommage aan hun illustere moeder te beschouwen. Met het tweede album Hidden kiezen beiden voor een nóg breder blikveld en tevens voor toegenomen dynamiek. Op dit wederom toegankelijke album vlindert men van music-hall naar jaren veertig swing, ragtime en zelfs een vleugje ska. Beiden eren nogmaals Lal Waterson door een schilderij van hun moeder in het artwork op te nemen. Het gehele album wordt aan de verleden jaar overleden Mike Waterson opgedragen.

Hidden behandelt thema’s als bedrog en vermijding. Op de cover tonen Marry Waterson & Oliver Knight zich, indachtig het thema, geheel gecamoufleerd. Reuben Taylor blijkt met piano, orgel en accordeon van onschatbare waarde voor de klankkleur van dit album te zijn. Barney Morse Brown draagt fraaie cello lijnen aan, Pete Flood drums en Miranda Sykes staande bas. De twaalf zelfgeschreven liedjes getuigen in zowel vormgeving als in uitvoering van toegenomen zelfvertrouwen.

Het album opent met de beschrijving van een dag die wij allen kennen: niets lukt. Een dag van frustratie en teleurstelling. Oliver Knight laat zich op het als walsje vermomde I’m In A Mood meteen als prominent gitarist horen. Opvolger Going Going Gone baadt welhaast wellustig in Andrew Sisters harmonieën aangedragen door Eliza Carthy waarna men zich uitleeft in het psychedelisch klinkende Gormandizer. De volle zware klank wordt hier verluchtigd door een heerlijk snerpend orgeltje.

Dat Waterson & Knight juist ook in ballades excelleren liet men op The Days That Shaped Me al overtuigend horen. Op Hidden maakt men tot mijn genoegen ruimte voor verstilling als Benign waarop oom Martin Carthy gitaar speelt. Het meest eenvoudig en ontwapenend klinken beiden op Love Song To A Lyric met zijn bijzonder fraaie cello. Voor de broodnodige afwisseling tooit men I Won’t Hear met een aanstekelijk ska ritme om zich vervolgens met Scarlet Scarlet op de music-hall te storten waarbij de piano van Reuben Taylor de nodige aandacht voor zich opeist.

Vervreemdende koortjes schragen het schijnbaar al associërend tot stand gekomen Professional Confessionals waarna men even verderop met het speelse en grillige Russian Dolls welhaast een letterlijke illustratie van het gekozen thema toont. Het vocale trio Barry Coope, Jim Boyes en Lester Simpson zet de nodige luister bij. Het album sluit volop stoom af met Starveling, de luisteraar wordt uitgezwaaid met een langgerekte gitaarsolo en stemmig koortje.

Dit bijzonder kleurrijke en soms geestige album is hoorbaar met veel plezier gemaakt. Marry Waterson & Oliver Knight laten zich met Hidden van hun meest avontuurlijke en veelzijdige kant zien.


Hans Jansen.

Releasedatum, 24 September 2012, One Little Indian.
  

donderdag 2 augustus 2012

Kathryn Roberts & Sean Lakeman, Hidden People


Kathryn Roberts & Sean Lakeman, Hidden People

In 1995 voegen Kate Rusby en Kathryn Roberts zich bij de gebroeders Seth, Sam en Sean Lakeman. Samen bundelt men de krachten in folk-pop band Equation. Ook brachten Rusby en Roberts een gezamenlijk album uit. Sean en Kathryn, tevens echtgenoten, vormen vervolgens een muzikaal duo en brengen twee albums uit minimalistisch 1 en 2 getiteld. Daarna wordt het langere tijd stil omtrent het tweetal. Beiden traden weliswaar incidenteel op maar verder werd beider aandacht opgeslokt door de komst en de opvoeding van hun tweeling.

Twee jaar geleden speelde Kathryn Roberts zich in de kijker als één van de drijvende krachten achter het zeer geslaagde Shrewsbury Folk Festival Cecil Sharp Project. Onlangs liet men het toepasselijk getitelde nieuwe album Hidden People het licht zien. Een album met bijdragen van de gebroeders Sam en Seth evenals schoonzus Cara Dillon. Verdere bijdragen worden o.a. geleverd door Stu Hanna (Megson), Mark Chadwick (The Levellers)  Jim Moray en Caroline Herring. Beide laatsten waren ook op het Cecil Sharp Project te horen. Blijkbaar is die samenwerking goed bevallen aangezien Kathryn tevens op het nog te verschijnen nieuwe album Camilla van Caroline Herring te horen zal zijn.

Hidden People borduurt voort op het succes van de beide voorgangers. Waren deze beide albums muzikaal bescheiden van opzet nu is er sprake van een veel breder muzikaal referentiekader. Voor het nieuwe album heeft men ruim een jaar uitgetrokken, deze is gevat in een veel grotere expansieve opzet die soms welhaast epische vormen aanneemt. Verschillende stijlen worden hier met schijnbaar gemak gecombineerd. Opvallend is dat Lakeman op dit album vooral een dienende rol speelt. Hij beschouwt zichzelf voornamelijk als begeleider en arrangeur zodat de kwaliteiten van zangeres Roberts optimaal tot hun recht kunnen komen. De contrasten zijn groot op Hidden People waarbij ik meteen op wil merken dat de Sean’s productie niet altijd even gelukkig uitpakt.

Het op Scandinavische folklore geïnspireerde Huldra opent het album. De letterlijke vertaling van Huldra betekent: “Verborgen Mensen”. De in het mystieke bos wonende vrouwen lokken mannen als volleerde sirenen naar hun ondergang. Een ​​heerlijk koor van vrouwenstemmen bestaande uit Cara Dillon, Greta Bondesson (The Baskery), Caroline Herring en Sadie Lobb waarschuwen de mannen verleidelijk niet te ver van het pad af te dwalen. Verdere instrumentatie is dan inderdaad vrijwel overbodig. Opvolger Oxford laat de luisteraar meteen kennis maken met de groter opgezette productie. Hier worden met drums denkbeeldige veldslagen aangekondigd waarbij schijnbaar hemelbestormende koortjes uiteindelijk toch niet al te hemels blijken te klinken. Even verderop trekt Lakeman echt een te grote broek aan met het aalgladde Hang The Rowan waarbij vooral de koortjes vol sacharine naar eenvoud doen verlangen. De ruim zes minuten parelende piano-ballade The Ballad Of Andy Jacobs komt meteen aan dat verlangen tegemoet. Dit persoonlijk getinte lied, handelend over een mijnwerkersstaking, kent een sterke melodie en is een belangrijk keerpunt waarna het album geheel vlekkeloos zijn weg vervolgen zal.

Roberts en Lakeman komen meteen daarna aanzetten met de mini-folk operette The White Hind waarin een groot aantal stemmen in fraaie rolverdeling te horen zijn. Dit met inbegrip van Jim Moray en een gedenkwaardig optreden van de sonoor klinkende Dave Burland. Caroline Herring brengt hier vanaf het begin op geheel eigen wijze drama en reliëf aan. Op dit stralende middelpunt  valt alles naadloos samen. Ballades en oude verhalen schuwen gelukkig zelden het dubbelzinnige en scabreuze. Ritmisch handgeklap ondersteunt het ranzige verhaal vol dubbele bodems over de oververhitte smid in traditional Lusty Smith. Het album nadert zijn einde met het kalme pleidooi The Wisdom Of Standing Still waarna viool en gitaar op het energieke Standing At My Window een onweerstaanbaar ritme vormen en het donkere bovennatuurlijke verhaal helpen vertellen.

Het album sluit af met slechts de gitaar van Sean en Kathryn’s stem in het sterke Jackie’s Song. Ook dit tekent Hidden People: eenvoud en kracht naast aandacht voor het grotere gebaar. Elders spreekt men m.b.t. Hidden People als vingerwijzing naar toekomstig vormgegeven folkmuziek. Wat het grootste gedeelte van het album betreft kan ik hiermee met genoegen instemmen.


Hans Jansen

Homepage http://www.kathrynrobertsandseanlakeman.com/
Releasedatum 9 juli 2012, Navigator Records
 

vrijdag 27 juli 2012

Rachel Newton, The Shadowside.


Rachel Newton, The Shadowside.

Rachel Newton, zangeres en harpiste. Newton is Schotse van geboorte en was in het recente verleden zowel actief met folk-formatie The Shee als met het Emily Portman Trio. Begin deze maand debuteerde zij met haar soloalbum The Shadow Side. Het album bestaat uit voornamelijk traditionele liederen in het Engels en Gaelic gezongen en is tevens voorzien van een aantal zelf geschreven instrumentale composities. Naast vocalen en harp levert Newton viool en harmonium aan. Het geluidsbeeld wordt gecompleteerd door de zang, gitaar en mandoline van Kris Drever en de percussie van Mattie Foulds (speelde o.a. samen met echtgenoot Karine Polwart). 

Hoewel albums onderling moeilijk te vergelijken zijn moest ik bij beluistering van The Shadowside toch ook met enige regelmaat denken aan A Quiet House, het laatste album van Julie Murphy. Beide albums zijn zeer bescheiden van opzet, eisen de volledige aandacht van de luisteraar op en zijn donker getoonzet. De verpakking van The Shadow Side sluit geheel aan bij de inhoud. Stemmige zwart-wit fotografie laat een blik naar beneden en naar binnen gericht zien, tevens opperste concentratie suggererend.

Op The Shadow Side laat Rachel Newton zowel akoestische als elektronische harp horen. Deze zijn prominent te beluisteren in maar liefst vijf instrumentale stukken, allen divers van sfeer en opzet. Aanvankelijk klinkt Rung 2 lichtvoetig en gracieus waarna de gitaar van Drever en de Spaans aandoende percussie van Foulds de nodige diepte toevoegen. Een discobeat is in de verste verte niet te horen op The Discoboat. Wel is door de fraaie percussie de nodige dynamiek aan de harp toegevoegd. Titelsong The Shadowside laat op zijn beurt juist weer bezonkenheid en intimiteit horen.

Het album opent met het weemoedig gezongen Lady Diamond waarin Rachel Newton haar vocale vaardigheden volop ten toon spreidt. Kris Drever levert op Green Willow zijn meest prominente bijdrage. Naast dragende akoestische gitaar zingt Drever op deze traditionele ballade het gehele lied woord voor woord naast Newton. In het Gaelic gezongen 'S Toigh Leam Cruinneag Dhonn Nam Bo kiest Newton voor een moderne benadering, dit in contrast met de traditionele zang. De akoestische en elektronische harp brengen ritme samen met de akoestische gitaar, hier vergezeld van een streepje harmonium. Julie Murphy trok onlangs op haar laatste album het van Townes van Zandt afkomstige Kathleen geheel naar zichzelf toe. Rachel Newton herhaalt datzelfde huzarenstukje met het door Hank Williams geschreven I’m so Lonesome I Could Cry. Zij weet dit met aangrijpende kwetsbaarheid voor het voetlicht te brengen. Ook Must I Be Bound vist in dezelfde wateren. Opvallende harp en fraaie viool onderstrepen de bezongen dramatiek. Het album sluit af met het wederom in Gaelic gezongen Am Bruadar Ud a Chunnaic Mi hier slechts ondersteunt door een eenzaam harmonium.

Met The Shadowside toont Rachel Newton zich als een uitzonderlijk talent. Het album nodigt niet meteen uit tot vele luisterbeurten maar straalt door zijn naakte eenvoud een schoonheid uit die mij raakt. Door zijn unieke karakter heeft The Shadowside een bijzondere plek in mijn collectie ingenomen.


Hans Jansen
Website, http://rachelnewtonmusic.com/
Releasedatum, 2 juli 2012, Shee Records

woensdag 25 juli 2012


Maz O’Connor, Upon a Stranger Shore

Maz O’Connor groeide op in een muzikaal gezin in graafschap Cumbria Engeland. Haar vader was actief als Morris danser en haar moeder gaf muziekles. Op jonge leeftijd nam Maz piano- en vioollessen en zong tevens in het schoolkoor. Verder zong ze in het jeugdensemble Folkestra North geleid door Kathryn Tickell. Later trad zij toe tot de band van haar broer Last Order, liveoptredens vormden haar verder. Haar muzikale voorkeur ging uit naar liedjesschrijvers als Nick Drake, Joni Mitchell en Bob Dylan.

In 2009 was zij finaliste in de BBC Young Folk Award en debuteerde vorig jaar met haar e.p. On Leaves or on Sand waarop o.a. een cover van het door Drake geschreven From The Morning. Vorige maand verscheen van deze twintigjarige het debuutalbum Upon a Stranger Shore getiteld. O’Connor presenteert hier een mooie mix van gekende traditionals en zelfgeschreven songs. Maz laat zich begeleiden door rechterhand Matthew Jones op gitaar en staande bas, broer Joe O’Connor bespeeld de melodeon, Nicola Lyons de viool, Jim Molyneux verzorgd percussie en achtergrondvocalen, multi-instrumentalist Sam Sweeney (bekend van o.a. Bellowhead en Fay Hield) draagt cello en viool aan.

Maz O’Connor beschouwt zichzelf inmiddels meer als zangeres dan als instrumentalist. In het recente verleden volgde zij een workshop geleidt door de illustere Chris Wood. Zijn advies: “laat je stem minder soeperig klinken”. Met het klimmen van de jaren zal zich wellicht nog wat meer patina op haar stembanden vestigen. Op Upon a Stranger Shore concentreert Maz zich op de zang naast een incidentele inbreng op gitaar en shruti box. Haar heldere, pure en ook delicate stem spreekt meteen aan waarbij het soms lichtvoetige en springerige werk associaties oproept met de jonge Natalie Merchant en haar 10.000 Maniacs maar ook met het werk van bijvoorbeeld Bella Hardy.

Upon a Stranger Shore opent met traditional en zeemanslied South Australia waarin de melodeon van broer Joe prominent figureert gevolgd door de intieme “patchwork song” Red Red Rose. O’Connor blijkt een liefhebber van dergelijk zelf samengevoegde stukken te zijn waarin zij soms een stukje zelfgeschreven werk frommelt. Woody Guthrie wordt in zijn honderdste geboortejaar geëerd door Hard Ain’t It Hard op te nemen. Hier wordt het in een geheel eigen en trage uitvoering gebracht met ondersteuning van akoestische gitaar en viool. Ronduit vrolijk en bijzonder aanstekelijk klinkt het door O’Connor geschreven Rambling Free. De sterke melodie en het klaterende gitaarspel echoën nog lang na.

Ook Stormalong blijkt een zogenaamde “patchwork song” te zijn opgetrokken uit twee  traditionele zeemansliederen waarin de fraaie samenzang opvalt. Naast het al eerder genoemde Rambling Free legt O’Connor nog drie zelfgeschreven stukken vast. Deze songs kunnen zich goed kunnen meten met het overige materiaal en haar eigen stem en stijl schijnen hier helder door. Zo is er het intimistische en elegante Song Of Old Worlds en Whitley Bay maar ook het aanstekelijke Black And Blue.

Op speciaal verzoek van haar vader krijgt de traditional Leaving Of Liverpool een plekje op het album en brengt O’Connor a-capella de ook van Kate Rusby en Steve Tilston bekende traditional Constant Lovers. Afsluiter is het met shruti box openende Caw The Yowes. O’Connor neemt de tijd om het op muziek gezette gedicht van Robert Burnes stijlvol voor te dragen waarbij haar stem in verschillende laagjes is vastgelegd.

Met Upon a Stranger Shore levert de jeugdige Maz O’Connor een opvallend sterk debuut af. Ik zie uit naar het verdere vervolg van haar loopbaan.


Hans Jansen

Releasedatum 2 juli 2012, Demon Barber Sounds
 

zondag 1 juli 2012

Chris Sarjeant, Heirlooms


Chris Sarjeant, Heirlooms

De opmars van vrouwen binnen bedrijven en instituties is de afgelopen decennia indrukwekkend te noemen. Het aandeel van vrouwen in de hogere functies blijft nu nog steken op 20 procent. Het is, op basis van het feit dat meisjes het binnen het onderwijs al jaren lang beter doen dan jongens, slechts een kwestie van tijd dat de rollen omgedraaid zijn. Over 25 jaar zal de discussie over mannenquota gaan i.p.v. over vrouwenquota. Sinds enkele jaren heeft zich dat proces binnen mijn muziekcollectie voltrokken. Kijk ik naar mijn jaarlijsten van de afgelopen vier jaar dan worden deze in toenemende mate (50 tot 80 procent) bevolkt door vrouwelijke artiesten. Onlangs vroeg ik mij af of er binnen bijvoorbeeld de Engelse folk überhaupt nog wel mannen met talent aan de weg timmeren. Als late her bekeerde maakte ik een inhaalslag door het werk van o.a. Chris Wood, Martin Simpson en ook Nic Jones te kopen maar veel meer mannen dan dat konden tot heden mijn aandacht niet trekken. Totdat onlangs het werk van Chris Sarjeant mijn weg kruiste. Met een schok van herkenning realiseerde ik mij dat Sarjeant, weliswaar als beginnend artiest, in dit illuster gezelschap thuishoort.

Zowel vader Derek als moeder Hazel was vanaf de jaren zestig actief binnen de Britse folk-scene. Chris liet zich begin deze eeuw aanvankelijk opleiden tot klassiek pianist aan het Royal Northern College of Music te Manchester alvorens hij de geluiden uit zijn jeugd herontdekte en het roer omgooide en besloot om zich verder aan de volksmuziek te wijden. De eerste vrucht van zijn inspanningen zag onlangs het licht onder de toepasselijke titel Heirlooms (Erfstukken). De titel verwijst naar een aantal nummers gekoesterd en doorgegeven door opeenvolgende generaties binnen zijn familie. Hij combineert deze met een aantal van zijn eigen favorieten waarbij zijn onderscheidende akoestische gitaarspel en zijn aangename en kalme voordracht centraal staan. Sommigen trekken hierbij lijntjes naar het werk van groten als Martin Carthy maar ook Dick Gaughan. Naast vocalen en gitaar levert Sarjeant harmonium en piano aan verder bijgestaan door accordeon, melodeon, concertina, percussie en verschillende strijkers. Prominente gasten zijn Jackie Oates (viola, achtergrondvocalen) en Vicki Swann (nyckelharpa, staande bas).

Het album opent met de prachtballade Bonny Labouring Boy die Chris van zijn vader leerde. Zijn fraaie stem en akoestische gitaarspel boeien meteen en trekken de luisteraar het album binnen. Sarjeant toont zich op het gedragen gebrachte Lord Marlborough als een volleerd verhalenverteller waarbij zijn stemgebruik mij meermalen aan Chris Wood doet denken. Even verderop volgt verdere verstilling met Farewell Dearest Nancy waarop Sarjeant zichzelf op piano begeleidt hier vergezeld van een viool. Op Streams of Lovely Nancy en mijn persoonlijke favoriet Bay of Biscay duetteren Sarjeant en Jackie Oates waarbij beider stemmen fraai samensmelten. Van een toekomstig duo-album valt voorlopig slechts te dromen.

Naast stijlvolle ingetogenheid valt er op Heirlooms ook ruimschoots van de nodige lichtvoetigheid te genieten. Zo is er het vrolijke Coast of Barbary waarbij de aldoor feestelijk klinkende concertina in het oor springt en ook Chilbridge Fair met zijn aanstekelijke ritme en accordeon. Het enige moderne lied dat binnen deze collectie opgenomen is heet Coal not Dole, een welbekende politieke slogan in de Thatcher jaren. Wellicht is Coal not Cole nog het best bekend in de versie van John Tams. Het is door Kay Sutcliffe geschreven wiens man in 1984 bij een tragisch mijnongeluk om het leven kwam. Ter verdere verluchtiging van Heirlooms strooit Sarjeant met een tweetal instrumentale stukken. Op Once I Loved a Maiden Fair laat Chris zich inspireren door Dave Swarbrick’s vroegere versie op mandoline nu hier  op akoestische gitaar gebracht. Het door Kathryn Tickell’s geschreven en van origine  op o.a. Northumbriam Pipe gespeelde AB Hornpipe/Mrs Bolowski’s wordt nu van een even puntige als elegante akoestische gitaar voorzien.

Het album sluit af met Wanton Seed. Het betreft hier een traditional ook door Nic Jones vastgelegd op zijn album The Noah’s Ark Trap. Dit is Sarjeant ’s eigen bescheiden hommage aan de grote meester die ondanks de desastreuze gevolgen van zijn auto-ongeluk begin jaren tachtig nu voorzichtig weer aan de weg timmert.

Op Heirlooms brengt Chris Serjeant van generatie op generatie doorgegeven verhalen. Verhalen als geschenken uit heden en verleden opnieuw opgepoetst. Een debuut dat dromen doet van een glansrijke loopbaan. Wat mij betreft: debuut van het jaar!


Hans Jansen

Releasedatum, 4 juni 2012 Wild Goose

zaterdag 30 juni 2012

Maggie Boyle, Won’t You Come Away


Maggie Boyle, Won’t You Come Away

De in Londen uit Ierse ouders geboren Maggie Boyle kan bogen op een meer dan imposante carrière. Zij zong vanaf haar elfde jaar in Ierse clubs en trad verder met haar broers op onder de naam Boyle Family. Vanaf 1984 werkt Maggie als professioneel zangeres en muzikante eerst nog binnen het folk ballet Sgt. Early’s Dream. Iets wat ze jaren later herhalen zal voor het Gothenburg Ballet met de voorstelling In The Eye Of The Storm. Ze trouwt met folkzanger Steve Tilston met wie zij een aantal duo-albums maakt. Verder werkt zij mee aan een aantal albums van Bert Jansch en vormt samen met o.a. John Renbourn de groep Ship Of Fools met wie ze in Amerika, Italië en Engeland toert. Verder speelt Boye een prominente rol op de soundtracks van zowel Patriot Games als op Legends Of The Fall. Samen met Lynda Hardcastle en Helen Hockenhull vormt zij sinds 20 jaar het gezelschap Grace Notes. Nog dit jaar presenteerden zij hun jubileum album toepasselijk 20 getiteld. Vanaf april dit jaar is Boyle onderweg en bezoekt zij haar muzikale vrienden en relaties om opnames te maken in het kader van haar Kitchen Songs Project. Ook van dit project met “muziek van haard tot hart” zal toekomstig een album verschijnen.

Met een geruime tussenpoos bracht Maggie Boyle tot nu toe in 25 jaar tijd drie soloalbums uit, Reaching Out verscheen in 1987 en Gweebarra in 1998. Onlangs verscheen haar meest recente album Won’t You Come Away nu ruim een maand in mijn bezit. Het betreft een fraai en ingetogen folk album in kleine bezetting opgenomen. Paul Downes neemt gevoelige gitaar en mandoline voor zijn rekening, Jon Boden speelt viool, Dave McKeown klarinet, melodica en wind synth. Dave Wood levert een occasionele resonator gitaar aan en voormalig echtgenoot Steve Tilston bespeelt de arpeggione, een kruising tussen gitaar en cello. Maggie neemt naast vocalen de fluit en het harmonium voor haar rekening.

Won’t You Come Away is opgetrokken uit een evenwichtig samengestelde mix van hedendaagse en traditionele folksongs allen met veel aandacht voor detail vastgelegd. Het album opent met de bedachtzaam gebrachte medley Moorlough Mary/The Streams of Bawdeen. Het wordt gevolgd door een fraaie en statige uitvoering van het bekende The Trees The Do Grow High waarin zowel resonator gitaar als viool om voorrang strijden. Dit en het dartele Oost Europese klinkende Dawing blijken slechts de opmaat te zijn voor het eerste hoogtepunt Once In A While. Het verglijden van de tijd en het klimmen der jaren wordt ingetogen gebracht en onderstreept door een weemoedig klinkende klarinet. Maggie weet de tijdloze stille melancholie, ook hoorbaar in het allerbeste werk van Linda Thompson, moeiteloos te evenaren. Deze sfeer wordt verder uitgebouwd in Spinning Wheel een op muziek gezet gedicht van Ierse dichter John Waller (1810-1894) en de plechtstatig gebrachte traditional Donal Og.

Ook zoonlief Joe Tilston is de afgelopen jaren als muzikant actief geweest. Hij koos voor een loopbaan als bassist in de punk, ska en metal. Nooit had Maggie gedacht een stuk van haar zoon uit te voeren maar “nu Joe zijn traditionele wortels herontdekt klinkt hij met de dag meer als zijn vader” aldus Boyle. Het energieke Liza & Henry vindt hier een plek waarna Maggie terugkeert naar de stille melancholie van het al eerder genoemde Once In A While en met Old Man’s Retreat een tweede hoogtepunt brengt.

Boyle plaatst vervolgens zowel het instrumentale fluitstuk Lament for John Doherty/ Betty-Sue Southall/Paddy Boyle’s Highland en het a-capella gezongen The Green Linnet achter elkaar en vraagt hiermee wat mij betreft net iets teveel van de luisteraar. Maggie nadert het einde van het album met Christmas in No Man’s Land handelend over het kerstbestand tijdens de eerste wereldoorlog en traditional On Yonder Hill. Afsluiter is Linden Lea, de prachtige 19e eeuwse tekst van William Barnes is hier gestoeld op muziek van Vaughan Williams.

Met Won’t You Come Away brengt Maggie Boyle een onberispelijk album en onverminderd boeiend van begin tot eind. Wat mij betreft een prachtige aanvulling op de toch al rijke oogst binnen de Britse folk van dit jaar.


Hans Jansen

Website, http://www.maggieboyle.co.uk/
Releasedatum, 4 juni 2012, Wild Goose
 

vrijdag 15 juni 2012

Fay Hield, Orfeo

 
Fay Hield, Orfeo

In 2010 debuteerde de in Yorkshire geboren Fay Hield met het album Looking Glass. Ze was hiermee sinds tien jaar de eerste nieuwe artiest welke het vooraanstaande Britse folklabel Topic contracteerde. Nu twee jaar later brengt zij met Orfeo haar tweede album op de markt. Op Looking Glass verliet Hield zich met name op haar vocale krachten en kende het album amper muzikale opsmuk. Die enigszins steile aanpak maakte het lastig om daadwerkelijk tot het gebodene door te dringen en deze volop te appreciëren.

Het nieuwe album Orfeo kent, in tegenstelling tot zijn voorganger, rijke arrangementen die  prachtig rond Hield’s stem zijn opgebouwd. Zij worden door haar vlekkeloos spelende begeleidingsband The Hurricane Party uitgevoerd. Dit gezelschap bestaat uit accordeonist Andy Cutting, concertina-speler Rob Harbron en Bellowhead voorman en violist Jon Boden. Hij is tevens Hield’s levenspartner. Levende legende Martin Simpson levert op een aantal songs gitaar en banjo aan.

Dit tweede album laat een sterk gegroeide zangeres horen. Het album kent een gevarieerde selectie uit de rijke Britse folktraditie waarbij gekozen is voor een aantal minder bekende nummers. Bij het samenstellen van Orfeo putte Fay Hield uit verschillende bronnen. Zo  raadpleegde zij oude manuscripten en boeken maar ook opnames van Anne Briggs. Verder schreef zij samen met Boden de muziek bij sommige stukken of paste deze aan waarmee men een fraaie balans van oud en nieuw werk weet te bewerkstelligen. Dit alles is gevat in een bijzonder fraaie en ruimtelijke productie waarin elk detail goed naar voren komt.

Het album kent een overdonderende start met The Lover’s Ghost waarin meteen alle registers opengaan. Felle strijkers voeren de boventoon hier bijgestaan door accordeon en banjo. De melodie van deze op het eerste gehoor weinig vertrouwde versie blijft nog lang in het hoofd rondspoken. Het album is rijk aan verschillende beelden. Zo is er het hilarische verhaal van Timoty in één van Amerika’s meest bekende folksongs Wicked Serpent. Timoty werd in 1761 door een ratelslang gebeten waarbij zijn beoogde vrouw, Molly het serpent, het gif met een rotte tand uitzoog. Dit met voor beiden dramatische consequenties tot gevolg. Fay koos verder voor het vastleggen van live-favorieten als The Parson’s Gate en een uitgeklede versie van Pretty Nancy waarin ook het grootste gedeelte van The Hurricane Party zich vocaal kan uitleven. Een andere favoriet betreft het zwierige The Old ‘Arris Hill waarin Andy Cutting’s melodeon schittert.

Prachtige ingetogen songs tuimelen welhaast op Orfeo over elkaar. Hield brengt o.a. een fraai vertraagde versie van het zeer bekende The Cuckoo waarbij zij zich laat inspireren door de al eerder genoemde Anne Briggs. In het melancholieke The Weaver’s Daughter worden zowel concertina als melodeon prachtig gecombineerd. Even later eist het indringende en ultiem verstilde Henry alle aandacht op met zijn prachtige strijkersarrangement. Het absolute hoogtepunt van dit album is echter het titelstuk Sir Orfeo. Het is een dromerige middeleeuwse visie op de Orpheus en Eurydice mythe hier doorsneden met enkele strofes uit de traditional The Oak and The Ash. Griekse en Keltische mythologie worden hier vermengd en in een epische versie van ruim zeven minuten ten tonele gevoerd. Met het geheel niet onschuldige wiegeliedje Naughty Baby sluit Fay Hield af. Het strijkersarrangement refereert hier vreemd genoeg aan de melodie van het Duitse volkslied.

Orfeo is niet slechts een waardige opvolger van debuut Looking Glass. Fay Hield overtreft zichzelf hier op indrukwekkende wijze. Het album klinkt als een regelrechte triomf en mag als één van de meest belangwekkende Britse folkalbums van dit jaar worden beschouwd.

Hans Jansen

Website, http://www.fayhield.com/
Releasedatum, 28 mei 2012, Topic Records