"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

vrijdag 27 juli 2012

Rachel Newton, The Shadowside.


Rachel Newton, The Shadowside.

Rachel Newton, zangeres en harpiste. Newton is Schotse van geboorte en was in het recente verleden zowel actief met folk-formatie The Shee als met het Emily Portman Trio. Begin deze maand debuteerde zij met haar soloalbum The Shadow Side. Het album bestaat uit voornamelijk traditionele liederen in het Engels en Gaelic gezongen en is tevens voorzien van een aantal zelf geschreven instrumentale composities. Naast vocalen en harp levert Newton viool en harmonium aan. Het geluidsbeeld wordt gecompleteerd door de zang, gitaar en mandoline van Kris Drever en de percussie van Mattie Foulds (speelde o.a. samen met echtgenoot Karine Polwart). 

Hoewel albums onderling moeilijk te vergelijken zijn moest ik bij beluistering van The Shadowside toch ook met enige regelmaat denken aan A Quiet House, het laatste album van Julie Murphy. Beide albums zijn zeer bescheiden van opzet, eisen de volledige aandacht van de luisteraar op en zijn donker getoonzet. De verpakking van The Shadow Side sluit geheel aan bij de inhoud. Stemmige zwart-wit fotografie laat een blik naar beneden en naar binnen gericht zien, tevens opperste concentratie suggererend.

Op The Shadow Side laat Rachel Newton zowel akoestische als elektronische harp horen. Deze zijn prominent te beluisteren in maar liefst vijf instrumentale stukken, allen divers van sfeer en opzet. Aanvankelijk klinkt Rung 2 lichtvoetig en gracieus waarna de gitaar van Drever en de Spaans aandoende percussie van Foulds de nodige diepte toevoegen. Een discobeat is in de verste verte niet te horen op The Discoboat. Wel is door de fraaie percussie de nodige dynamiek aan de harp toegevoegd. Titelsong The Shadowside laat op zijn beurt juist weer bezonkenheid en intimiteit horen.

Het album opent met het weemoedig gezongen Lady Diamond waarin Rachel Newton haar vocale vaardigheden volop ten toon spreidt. Kris Drever levert op Green Willow zijn meest prominente bijdrage. Naast dragende akoestische gitaar zingt Drever op deze traditionele ballade het gehele lied woord voor woord naast Newton. In het Gaelic gezongen 'S Toigh Leam Cruinneag Dhonn Nam Bo kiest Newton voor een moderne benadering, dit in contrast met de traditionele zang. De akoestische en elektronische harp brengen ritme samen met de akoestische gitaar, hier vergezeld van een streepje harmonium. Julie Murphy trok onlangs op haar laatste album het van Townes van Zandt afkomstige Kathleen geheel naar zichzelf toe. Rachel Newton herhaalt datzelfde huzarenstukje met het door Hank Williams geschreven I’m so Lonesome I Could Cry. Zij weet dit met aangrijpende kwetsbaarheid voor het voetlicht te brengen. Ook Must I Be Bound vist in dezelfde wateren. Opvallende harp en fraaie viool onderstrepen de bezongen dramatiek. Het album sluit af met het wederom in Gaelic gezongen Am Bruadar Ud a Chunnaic Mi hier slechts ondersteunt door een eenzaam harmonium.

Met The Shadowside toont Rachel Newton zich als een uitzonderlijk talent. Het album nodigt niet meteen uit tot vele luisterbeurten maar straalt door zijn naakte eenvoud een schoonheid uit die mij raakt. Door zijn unieke karakter heeft The Shadowside een bijzondere plek in mijn collectie ingenomen.


Hans Jansen
Website, http://rachelnewtonmusic.com/
Releasedatum, 2 juli 2012, Shee Records

woensdag 25 juli 2012


Maz O’Connor, Upon a Stranger Shore

Maz O’Connor groeide op in een muzikaal gezin in graafschap Cumbria Engeland. Haar vader was actief als Morris danser en haar moeder gaf muziekles. Op jonge leeftijd nam Maz piano- en vioollessen en zong tevens in het schoolkoor. Verder zong ze in het jeugdensemble Folkestra North geleid door Kathryn Tickell. Later trad zij toe tot de band van haar broer Last Order, liveoptredens vormden haar verder. Haar muzikale voorkeur ging uit naar liedjesschrijvers als Nick Drake, Joni Mitchell en Bob Dylan.

In 2009 was zij finaliste in de BBC Young Folk Award en debuteerde vorig jaar met haar e.p. On Leaves or on Sand waarop o.a. een cover van het door Drake geschreven From The Morning. Vorige maand verscheen van deze twintigjarige het debuutalbum Upon a Stranger Shore getiteld. O’Connor presenteert hier een mooie mix van gekende traditionals en zelfgeschreven songs. Maz laat zich begeleiden door rechterhand Matthew Jones op gitaar en staande bas, broer Joe O’Connor bespeeld de melodeon, Nicola Lyons de viool, Jim Molyneux verzorgd percussie en achtergrondvocalen, multi-instrumentalist Sam Sweeney (bekend van o.a. Bellowhead en Fay Hield) draagt cello en viool aan.

Maz O’Connor beschouwt zichzelf inmiddels meer als zangeres dan als instrumentalist. In het recente verleden volgde zij een workshop geleidt door de illustere Chris Wood. Zijn advies: “laat je stem minder soeperig klinken”. Met het klimmen van de jaren zal zich wellicht nog wat meer patina op haar stembanden vestigen. Op Upon a Stranger Shore concentreert Maz zich op de zang naast een incidentele inbreng op gitaar en shruti box. Haar heldere, pure en ook delicate stem spreekt meteen aan waarbij het soms lichtvoetige en springerige werk associaties oproept met de jonge Natalie Merchant en haar 10.000 Maniacs maar ook met het werk van bijvoorbeeld Bella Hardy.

Upon a Stranger Shore opent met traditional en zeemanslied South Australia waarin de melodeon van broer Joe prominent figureert gevolgd door de intieme “patchwork song” Red Red Rose. O’Connor blijkt een liefhebber van dergelijk zelf samengevoegde stukken te zijn waarin zij soms een stukje zelfgeschreven werk frommelt. Woody Guthrie wordt in zijn honderdste geboortejaar geëerd door Hard Ain’t It Hard op te nemen. Hier wordt het in een geheel eigen en trage uitvoering gebracht met ondersteuning van akoestische gitaar en viool. Ronduit vrolijk en bijzonder aanstekelijk klinkt het door O’Connor geschreven Rambling Free. De sterke melodie en het klaterende gitaarspel echoën nog lang na.

Ook Stormalong blijkt een zogenaamde “patchwork song” te zijn opgetrokken uit twee  traditionele zeemansliederen waarin de fraaie samenzang opvalt. Naast het al eerder genoemde Rambling Free legt O’Connor nog drie zelfgeschreven stukken vast. Deze songs kunnen zich goed kunnen meten met het overige materiaal en haar eigen stem en stijl schijnen hier helder door. Zo is er het intimistische en elegante Song Of Old Worlds en Whitley Bay maar ook het aanstekelijke Black And Blue.

Op speciaal verzoek van haar vader krijgt de traditional Leaving Of Liverpool een plekje op het album en brengt O’Connor a-capella de ook van Kate Rusby en Steve Tilston bekende traditional Constant Lovers. Afsluiter is het met shruti box openende Caw The Yowes. O’Connor neemt de tijd om het op muziek gezette gedicht van Robert Burnes stijlvol voor te dragen waarbij haar stem in verschillende laagjes is vastgelegd.

Met Upon a Stranger Shore levert de jeugdige Maz O’Connor een opvallend sterk debuut af. Ik zie uit naar het verdere vervolg van haar loopbaan.


Hans Jansen

Releasedatum 2 juli 2012, Demon Barber Sounds
 

zondag 1 juli 2012

Chris Sarjeant, Heirlooms


Chris Sarjeant, Heirlooms

De opmars van vrouwen binnen bedrijven en instituties is de afgelopen decennia indrukwekkend te noemen. Het aandeel van vrouwen in de hogere functies blijft nu nog steken op 20 procent. Het is, op basis van het feit dat meisjes het binnen het onderwijs al jaren lang beter doen dan jongens, slechts een kwestie van tijd dat de rollen omgedraaid zijn. Over 25 jaar zal de discussie over mannenquota gaan i.p.v. over vrouwenquota. Sinds enkele jaren heeft zich dat proces binnen mijn muziekcollectie voltrokken. Kijk ik naar mijn jaarlijsten van de afgelopen vier jaar dan worden deze in toenemende mate (50 tot 80 procent) bevolkt door vrouwelijke artiesten. Onlangs vroeg ik mij af of er binnen bijvoorbeeld de Engelse folk überhaupt nog wel mannen met talent aan de weg timmeren. Als late her bekeerde maakte ik een inhaalslag door het werk van o.a. Chris Wood, Martin Simpson en ook Nic Jones te kopen maar veel meer mannen dan dat konden tot heden mijn aandacht niet trekken. Totdat onlangs het werk van Chris Sarjeant mijn weg kruiste. Met een schok van herkenning realiseerde ik mij dat Sarjeant, weliswaar als beginnend artiest, in dit illuster gezelschap thuishoort.

Zowel vader Derek als moeder Hazel was vanaf de jaren zestig actief binnen de Britse folk-scene. Chris liet zich begin deze eeuw aanvankelijk opleiden tot klassiek pianist aan het Royal Northern College of Music te Manchester alvorens hij de geluiden uit zijn jeugd herontdekte en het roer omgooide en besloot om zich verder aan de volksmuziek te wijden. De eerste vrucht van zijn inspanningen zag onlangs het licht onder de toepasselijke titel Heirlooms (Erfstukken). De titel verwijst naar een aantal nummers gekoesterd en doorgegeven door opeenvolgende generaties binnen zijn familie. Hij combineert deze met een aantal van zijn eigen favorieten waarbij zijn onderscheidende akoestische gitaarspel en zijn aangename en kalme voordracht centraal staan. Sommigen trekken hierbij lijntjes naar het werk van groten als Martin Carthy maar ook Dick Gaughan. Naast vocalen en gitaar levert Sarjeant harmonium en piano aan verder bijgestaan door accordeon, melodeon, concertina, percussie en verschillende strijkers. Prominente gasten zijn Jackie Oates (viola, achtergrondvocalen) en Vicki Swann (nyckelharpa, staande bas).

Het album opent met de prachtballade Bonny Labouring Boy die Chris van zijn vader leerde. Zijn fraaie stem en akoestische gitaarspel boeien meteen en trekken de luisteraar het album binnen. Sarjeant toont zich op het gedragen gebrachte Lord Marlborough als een volleerd verhalenverteller waarbij zijn stemgebruik mij meermalen aan Chris Wood doet denken. Even verderop volgt verdere verstilling met Farewell Dearest Nancy waarop Sarjeant zichzelf op piano begeleidt hier vergezeld van een viool. Op Streams of Lovely Nancy en mijn persoonlijke favoriet Bay of Biscay duetteren Sarjeant en Jackie Oates waarbij beider stemmen fraai samensmelten. Van een toekomstig duo-album valt voorlopig slechts te dromen.

Naast stijlvolle ingetogenheid valt er op Heirlooms ook ruimschoots van de nodige lichtvoetigheid te genieten. Zo is er het vrolijke Coast of Barbary waarbij de aldoor feestelijk klinkende concertina in het oor springt en ook Chilbridge Fair met zijn aanstekelijke ritme en accordeon. Het enige moderne lied dat binnen deze collectie opgenomen is heet Coal not Dole, een welbekende politieke slogan in de Thatcher jaren. Wellicht is Coal not Cole nog het best bekend in de versie van John Tams. Het is door Kay Sutcliffe geschreven wiens man in 1984 bij een tragisch mijnongeluk om het leven kwam. Ter verdere verluchtiging van Heirlooms strooit Sarjeant met een tweetal instrumentale stukken. Op Once I Loved a Maiden Fair laat Chris zich inspireren door Dave Swarbrick’s vroegere versie op mandoline nu hier  op akoestische gitaar gebracht. Het door Kathryn Tickell’s geschreven en van origine  op o.a. Northumbriam Pipe gespeelde AB Hornpipe/Mrs Bolowski’s wordt nu van een even puntige als elegante akoestische gitaar voorzien.

Het album sluit af met Wanton Seed. Het betreft hier een traditional ook door Nic Jones vastgelegd op zijn album The Noah’s Ark Trap. Dit is Sarjeant ’s eigen bescheiden hommage aan de grote meester die ondanks de desastreuze gevolgen van zijn auto-ongeluk begin jaren tachtig nu voorzichtig weer aan de weg timmert.

Op Heirlooms brengt Chris Serjeant van generatie op generatie doorgegeven verhalen. Verhalen als geschenken uit heden en verleden opnieuw opgepoetst. Een debuut dat dromen doet van een glansrijke loopbaan. Wat mij betreft: debuut van het jaar!


Hans Jansen

Releasedatum, 4 juni 2012 Wild Goose