Jones heeft op haar zevende album haar roots als nooit
tevoren weten vast te leggen in elf ijzersterke Appalachen folk songs die terug
gaan naar de oude verhalen die ze van haar, inmiddels overleden, grootvader
meekreeg en zich in haar hoofd(en hart) bleven aandienen terwijl ze de
afgelopen jaren druk was, in hotels verbleef, in kleedkamers was en in
toerbussen rondreed. Deze songs brachten haar terug naar de basis, gaven rust
en ruimte en moesten door haar verteld worden. Alle songs zijn kort en bondig
en zijn van een heerlijk ongecompliceerde eenvoud. Slechts opgeluisterd door
gitaar, banjo, fiddle en mandoline zingt Jones zich door de folksongs heen met
haar geheel eigen en aparte stem die door haar sound en wellicht enige
technische vervorming zo uit de jaren twintig of dertig van de vorige eeuw naar
hier getransporteerd lijkt te zijn.
Ze neemt de luisteraar mee in de verhalen over
drank(misbruik) Drunkyard’s Daughter,
mishandeling Sparrow, liefde en
verlaten worden Ohio en verleiding Satan. Uitschieters noemen is niet
nodig. Van begin O Sinner tot einde The Other Side weet ze volop te boeien al
zijn Goldmine en de afsluitende songs
Tennessee, over hoe een streek troost
kan bieden, en het a capella The Other
Side persoonlijke favorieten. Matt Combs en Shad Cobb vullen de composities
mooi in met hun traditionele instrumenten en bassist Joe DeJarnette vult aan.
Verder is er te genieten van achtergrondvocalen door Laurelyn Dossett en John
Lilly. Jones bewijst alweer dat ze naast wellicht bekendere namen als Gillian
Welch en Alison Krauss tot de top van de Appalachen folk behoort.
Gastschrijver, Arjan Post
Releasedatum, 8 juli 2013 Proper
Webpage, www.dianajonesmusic.com
Dit album had een zeer grote gewenningstijd bij mij nodig, in tegenstelling tot de vorige drie cd's. Voor mij is Ohio het absolute hoogtepunt van het album. Wederom een mooie recensie, Arjan.
BeantwoordenVerwijderenGroet,
Theo